TH 7 BS 2 Hormonale regulatie

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Diapositive

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.
A
positieve terugkoppeling
B
negatieve terugkoppeling

Slide 2 - Quiz

Positieve of negatieve terugkoppeling?
A
positief
B
negatief

Slide 3 - Quiz

Wanneer de thyroxine-concentratie in het bloed hoog is dan geeft de hypofyse meer/minder TSH af. Hier is sprake van positieve/negatieve terugkoppeling.

A
Meer/positieve
B
Meer/negatieve
C
Minder/positieve
D
Minder/negatieve

Slide 4 - Quiz

Thema 7 Regeling

BS 2 Hormonale regulatie

 

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen:
  • Je kunt beschrijven op welke manieren hormonen de cellen en weefsels van organismen kunnen beinvloeden.
  • Je kunt de werking van hormoonklieren en hun hormonen beschrijven. 
  • Je kunt beredeneren hoe organen reageren op hormonen.

Slide 6 - Diapositive

Begrippen BS2
  • Signaalmoleculen
  • receptoren
  • doelwitcellen
  • hormonen
  • endocriene klieren
  • exocriene klieren
  • hormoonconcentratie
  • hormoonstelsel
  • hypofyse
  • hypothalamus
Begrippen bij BS2
  • Groeihormoon (GR)
  • antidiuretisch hormoon (ADH)
  • Schildklier
  • thyroxine
  • schildklierhormoon
  • Eilandjes van langerhans
  • Insuline
  • Glucagon
  • bloedsuikerspiegel
  • glycogeen
  • Erytropoetine (epo)
  • bijnieren
  • adrenaline



Slide 7 - Diapositive


Hormonale regulatie
Langzaam
Moleculen via bloedvaten
Ongericht


Zenuwstelsel
Snel
Impulsen via zenuwen
Zeer gericht
Communicatie tussen organen

Slide 8 - Diapositive

Klieren
  • Exocriene klier: product wordt afgegeven door een afvoerbuis
  • Endocriene klier: product wordt afgegeven aan het bloed
Hormoonstelsel = endocrien

Slide 9 - Diapositive

Hormonen
Hormoonklier: endocriene klieren die hormonen produceren

Hormoon: signaalstof

Doelwitorganen hebben receptoren voor dat hormoon.

Slide 10 - Diapositive

Typen hormonen
Peptidehormonen
  • Eiwit
  • goed oplosbaar in water, kunnen daardoor celmembraan niet passeren
  • Receptoreiwit op celmembraan nodig
  • Second messenger
  • Beïnvloedt genexpressie

Slide 11 - Diapositive

Typen hormonen
Steroïdenhormonen
  • Vet (lipide)
  • Kan direct door celmembraan
  • Receptoreiwit op kernmembraan
  • Beïnvloedt genexpressie

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Werking van hormonen BINAS 89B

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Hormonale communicatie duurt even. Waardoor komt dit?
A
omdat het signaal via de zenuwen traag is
B
omdat hormonen via bloed worden vervoerd.
C
er vindt eerst translatie plaats.
D
vanwege hydrofiele interacties.

Slide 18 - Quiz

De reactie op hormonen wordt beïnvloed door:
A
temperatuur en pH
B
concentratie v.h. hormoon en de temperatuur
C
de pH en het aantal receptoren.
D
concentratie v.h. hormoon en aantal receptoren.

Slide 19 - Quiz

Waarom is het belangrijk dat de hormonen worden afgebroken in de lever?
A
anders blijven ze werkzaam.
B
anders blijft de concentratie stijgen.
C
vers hormoon werkt beter.
D
dat is beter voor de zenuwcellen.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo

De hypothalamus is een onderdeel van de hersenen.

Beinvloedt de hypofyse
De hypofyse is de hormoonklier

Er is een hypofyse voorkwab en een achterkwab

Slide 22 - Diapositive

Hypofyse

Slide 23 - Diapositive

Hypofyse

Slide 24 - Diapositive

Hypofyse
BINAS 89C

Slide 25 - Diapositive

BINAS 89A

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Schildklier 
De schildklier maakt hormonen aan:
  • T4 (thyroxine, ongeveer 93%)
  • T3 (tri-joodthyronine, ongeveer 7%)

  • Om het schildklierhormoon te kunnen aanmaken, heeft de schildklier jodium nodig.
  • Naast jodium is ook tyrosine nodig voor de aanmaak van schildklierhormoon. Tyrosine is een aminozuur. Uit tyrosine en jodium wordt T4 en T3 gemaakt. 

Slide 28 - Diapositive

Voorbeelden van regelkringen

Slide 29 - Diapositive

Schildklierhormoon thyroxine
gevolgen bij een niet goed werkende schildklier
te veel:
  • stofwisseling neemt toe 
  • gewichtsverlies
te weinig
  • stofwisseling neemt af
  • gewichtstoename
  • bij kinderen gevolgen voor ontwikkeling centrale zenuwstelsel en groei

Slide 30 - Diapositive

Eilandjes van Langerhans
alfa-cellen produceren glucagon en beta-cellen produceren insuline

* insuline stimuleert omzetting glucose naar  glycogeen, vetten en eiwitten

* glucagon stimuleert afbraak glycogeen naar glucose

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Verschil: Gezond - Diabetes Type 1 of 2
Diabetes type 1: je maakt veel te weinig insuline aan. Dat komt doordat het afweersysteem de cellen die insuline aanmaken vernielt --> insuline inspuiten, of een insulinepomp dragen

Diabetes type 2
: het lichaam heeft te weinig insuline. Het reageert niet meer goed op insuline: ongevoeligheid voor insuline --> leefstijl aanpassen of medicijnen die glucose gehalte verlagen


Slide 33 - Diapositive

Nieren
    onvoldoende zuurstof 

          productie epo

rode beenmerg: productie rode bloedcellen 

Slide 34 - Diapositive

Bijnieren
Bij stress productie adrenaline door merg 
* effect op cellen van meerdere organen: 
 - bevordert dissimilatie
 - bevordert omzetting glycogeen in glucose
 - snellere hartslag en ademhaling
 - bloedvaten verwijden

productie cortisol door schors 
* verantwoordelijk voor chronische stress 
- onderdrukt afweer
- verhoogt glucose in bloed

Slide 35 - Diapositive

Zet de hormoonklieren op de juiste plek
Eierstokken
Bijnieren
Eilandjes van Langerhans
Teelballen
Hypofyse
Schildklier

Slide 36 - Question de remorquage

Zet de hormonen op de juiste plek.
FSH and LH
testosteron
groeihormoon
oxytocine
oestrogenen
thyroxine
antidiuretisch hormoon
TSH

Slide 37 - Question de remorquage

Aan de slag!
Lezen BS 2
Maken opdracht 14 t/m 23

Slide 38 - Diapositive

19a Welke conclusie kun je trekken uit de proeven met gecastreerde hanen?
A
testes cellen zijn niet nodig voor de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken.
B
testes cellen maken stoffen aan die nodig zijn secundaire geslachtskenmerken, onafhankelijk van waar ze zitten in het lichaam.
C
een hen heeft door testes hormonen veroorzaakte geslachtskenmerken.
D
testes cellen werken niet meer als je ze verplaatst naar een andere plek in het lichaam.

Slide 39 - Quiz

19b welke conclusie kun je hieruit trekken?
A
het hormoon is heterogeen verspreidt.
B
het hormoon blijft hangen in de testis.
C
er zijn organen met receptoren voor het hormoon waar het zich ophoopt.
D
dit hormoon werkt alleen in de eierstokken.

Slide 40 - Quiz

20. In de eierstok van een vrouw rijpt maandelijks een follikel onder invloed van follikelstimulerend hormoon (FSH). Door de invloed van FSH beginnen meerdere follikels te rijpen. De follikel met de meeste hormoonreceptoren bereikt een voorsprong op de andere. In deze follikel ontstaan in korte tijd nog meer hormoonreceptoren waaraan hormonen kunnen binden.

a) Is dit een voorbeeld van negatieve of van positieve terugkoppeling?
A
negatieve terugkoppeling : de afname van de hormoonreceptoren zorgt ervoor dat er minder hormonen kunnen binden aan de follikel, wat leidt tot een snellere rijping.
B
positieve terugkoppeling: de toename van het aantal hormoonreceptoren zorgt ervoor dat meer hormonen kunnen binden aan de follikel, wat leidt tot een snellere rijping.
C
negatieve terugkoppeling: de toename van het aantal hormoonreceptoren zorgt ervoor dat meer hormonen kunnen binden aan de follikel, wat leidt tot een langzamere rijping.
D
positieve terugkoppeling: de afname van de hormoonreceptoren zorgt ervoor dat er minder hormonen kunnen binden aan de follikel, wat leidt tot een snellere rijping.

Slide 41 - Quiz

20. In de eierstok van een vrouw rijpt maandelijks een follikel onder invloed van follikelstimulerend hormoon (FSH). Door de invloed van FSH beginnen meerdere follikels te rijpen. De follikel met de meeste hormoonreceptoren bereikt een voorsprong op de andere. In deze follikel ontstaan in korte tijd nog meer hormoonreceptoren waaraan hormonen kunnen binden.
a. Hoe kunnen door invloed van hormonen de cellen van een rijpende follikel nieuwe receptoren vormen?
A
De hormonen trekken de receptoren uit het weefselvloeistof aan waardoor de concentratie toeneemt.
B
Deze verdubbelen net als bacteriën.
C
Wanneer hormonen aan receptoreiwitten van de cellen van de rijpende follikel binden, wordt een gen aangezet waardoor de cel afsterft.
D
Wanneer hormonen aan receptoreiwitten van de cellen van de rijpende follikel binden, wordt een gen aangezet waardoor de cel nieuwe receptoreiwitten kan maken.

Slide 42 - Quiz