1mh - Les 3 P1 - pers vnw & ww

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Vertaal 't persoonlijk voornaamwoord:
Ich gehe nach Deutschland.

1. ik
2. jij
3. hij
4. zij

Vertaal 't persoonlijk voornaamwoord:
Wir sind zu Hause.

1. ik
2. jij
3. wij
4. jullie

Vertaal 't persoonlijk voornaamwoord:
Er wohnt in einem Haus.

1. hij
2. zij
3. het
4. jullie

Vertaal 't persoonlijk voornaamwoord:
Es regnet sehr hard!

1. hij
2. zij
3. het
4. jullie

Vertaal 't persoonlijk voornaamwoord:
Habt ihr eine Katze?

1. ik
2. jij
3. wij
4. jullie

Vertaal 't persoonlijk voornaamwoord:
Sind Sie Lehrer, Herr Karstenberg?

1. jij
2. jullie
3. u
4. zij

Kies de juiste vertaling:
hij maakt

1. er mache
2. er macht
3. er machen

Kies de juiste vertaling:
ik woon

1. ich wohnen
2. ich wohnest
3. ich wohnt
4. ich wohne

Kies de juiste vertaling:
zij groeten

1. Sie grüßt
2. Sie grüßen

Kies de juiste vertaling:
jullie heten

1. ihr heißen
2. ihr heißt

Kies de juiste vertaling:
het ligt daar

1. es liegen dort
2. es liegt dort

Kies de juiste vertaling:
zij heet Anja

1. Sie heißt Anja
2. Sie heißen Anja

Kies de juiste vertaling:
hoe heet jij?

1. Wie heißst du?
2. Wie heißt du?