H.4 Feiten, meningen en argumenten

Woorden van de week
- constateren
- indruk
- over het algemeen

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Woorden van de week
- constateren
- indruk
- over het algemeen

Slide 1 - Diapositive

Van welk woord ken je de betekenis het beste? Noteer dat woord met betekenis erachter. Bijv: 'constateren: ...'

Slide 2 - Question ouverte

Constateren
Iets vaststellen, zien dat het zo is. 

- Tijdens de huiswerkcontrole constateerde ik dat bijna iedereen het huiswerk had gemaakt.
- Na het tellen van de stemmen kunnen we constateren wie de winnaar van de verkiezingen is.




Slide 3 - Diapositive

Indruk
Het effect dat iemand of iets heeft op je gedachten of je gevoel.

- Het is belangrijk om een goede eerste indruk te maken op een sollicitatiegesprek. 
- Het persoonlijke verhaal van die jongere maakte veel indruk op mij.
- Tijdens de theatershow deed ik veel verschillende indrukken op.



Slide 4 - Diapositive

Over het algemeen
In de meeste gevallen; meestal

- Over het algemeen hebben profvoetballers een vette bankrekening

- Ik kom over het algemeen op tijd op mijn afspraken.
 


Slide 5 - Diapositive

Hoofdstuk 4

Slide 6 - Diapositive

Doel
Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen

- je weet wat een feit is
- je weet wat een mening is
- je weet wat een argument is


Slide 7 - Diapositive

een feit:

Slide 8 - Carte mentale

een mening:

Slide 9 - Carte mentale

een argument:

Slide 10 - Carte mentale

Slide 11 - Vidéo

FEIT

--> Uitspraak over iets wat waar of niet waar is

--> Een feit kun je controleren; het is vast te stellen door in een objectieve bron te kijken.

--> Objectief



Voorbeeld 

De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 zakgeld per maand.

Je kunt controleren of dit waar is door bijvoorbeeld artikelen te lezen op de website van het Nibud (website over geldzaken)

Slide 12 - Diapositive

MENING (STANDPUNT)

--> Wat iemand ergens van vindt

--> Het is niet controleerbaar

--> Je kunt het ermee eens of oneens zijn
--> Subjectief


Voorbeeld van een mening:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 13 - Diapositive

ARGUMENT

--> Een argument is een reden waarmee je een mening
        verdedigt. Dus je legt uit waarom je een bepaalde mening hebt.

--> signaalwoorden:         want, namelijk, omdat, immers

--> sterke en zwakke argumenten




Voorbeeld van een argument:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 14 - Diapositive

Samengevat
Feiten: een feit kun je controleren.

Meningen: een mening is wat iemand van iets vindt.

Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt.

Slide 15 - Diapositive

Nu jij...
Lees tekst 1 'Echte schoonheid?' (blz.91) 
- in stilte
- 5 minuten
- Helemaal gelezen? 
Ga aan het werk met de opdrachten:
H.4 Lezen: opdracht 1 (blz.90-91)
- in tweetallen; 15 minuten

timer
5:00
timer
15:00

Slide 16 - Diapositive

Even testen...
Hierna zie je 10 uitspraken. Doe mee en test jezelf of je de theorie goed begrijpt!

Slide 17 - Diapositive

Feit, mening of argument?

Biologie is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 18 - Quiz

Feit, mening of argument?

Ik vond 'Pizzamaffia' een grappige film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 19 - Quiz

Feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat veel jongeren 'Pizzamaffia' een leuk boek vinden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 20 - Quiz

Feit, mening of argument?

Ik word in mijn mening gesteund door een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 21 - Quiz

Feit, mening of argument?

Volgens mij zijn de meeste mensen momenteel erg bang voor oorlog.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 22 - Quiz

Feit, mening of argument?

Het overgangsregelement zegt dat je met vijf tekortpunten niet overgaat.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 23 - Quiz

Feit, mening of argument?

..., want geur geeft sommige deodorants net iets extra's.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 24 - Quiz

Feit, mening of argument?

Een door irritatie beschadigde huid kan leiden tot eczeem.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 25 - Quiz

Feit, mening of argument?

Volgens mij hebben sommige mensen liever eczeem dan dat ze zogenaamd stinken.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 26 - Quiz

Feit, mening of argument?

Onze docent roept: "Jullie kunnen veel harder werken!"
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 27 - Quiz

Waarom kan de vorige vraag discussie opleveren?

Slide 28 - Question ouverte

Ik kan goed onderscheid maken tussen feiten en meningen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage

Ik kan argumenten herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage