Ordening start

Ordening
1 toestel per groep
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Ordening
1 toestel per groep

Slide 1 - Diapositive

Wat is ordenen ?

Slide 2 - Carte mentale

Leerdoelen
  1. Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken.
  2. Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën.
  3. Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk.
  4. Je kunt soorten en rassen onderscheiden
  5. Je kunt uitleggen dat de indeling van organismen berust op overeenkomst en verwantschap. 

Slide 3 - Diapositive

  • Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken. 
  • Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën. 
  • Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk. 



Slide 4 - Diapositive

Hoe zou jij deze schoenen ordenen?

Slide 5 - Question ouverte

  • Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken. 
  • Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën. 
  • Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk. 



stof
leer
kunstof
hoge hak
lage hak
geen hak
veter
gesp 
instapper
bruin
blauw
rood/roze

Slide 6 - Diapositive

LD: Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken
Een kenmerk is een eigenschap waarmee je een organisme kunt onderscheiden van andere organismen. Kijken naar Cellen en DNA.

Drie hoofdgroepen (domeinen): Bacteriën, archaea en  eukaryoten

  • Bacteriën en archaea hebben geen celkern (wel DNA), wel een celwand, geen bladgroenkorrels.
  • Eukaryoten hebben wel een celkern

Slide 7 - Diapositive

Bacteriën en archaea
Bacteriën en archaea hebben geen celkern (wel DNA), wel een celwand, geen bladgroenkorrels en zijn eencellig


Slide 8 - Diapositive

LD: Je kunt de cel-kenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën. 

Slide 9 - Diapositive

Eukaryoten: drie rijken + protisten
Bacteriën en archaea hebben geen celkern (wel DNA), wel een celwand, geen bladgroenkorrels en zijn eencellig


Slide 10 - Diapositive

Kenmerken om rijken in te delen
  • Aanwezigheid van celkern
  • Aantal cellen (één- of meercellig)
  • Aanwezigheid van celwand
  • Aanwezigheid van bladgroenkorrels
  • Relatieve grootte (vergeleken met andere organismen)

Slide 11 - Diapositive

Bacteriën
Dieren

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Protisten: verschillende kenmerken

Slide 14 - Diapositive

LD: Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk. 
Vertakkingsschema

Slide 15 - Diapositive

Bacteriën zijn altijd meercellig
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Wat is het verschil tussen bacteriën en eukaryoten?
A
Bacteriën hebben geen celwand
B
Eukaryoten zijn meercellig
C
Bacteriën hebben geen celkern
D
Eukaryoten hebben bladgroenkorrels

Slide 17 - Quiz

Champignons horen bij de :
A
Bacteriën
B
dieren
C
schimmels
D
planten

Slide 18 - Quiz

Tot welk RIJK behoort de mens?
A
Bacteriën
B
Eukaryoten
C
Dieren
D
Gewervelden

Slide 19 - Quiz

Welke cellen hebben GEEN celwand?
A
Dierlijke cellen
B
Planten cellen
C
Schimmelcellen
D
Bacteriën

Slide 20 - Quiz

Welke cellen hebben bladgroenkorrels?
A
Dierlijke en plantaardige cellen
B
Plantaardige cellen en schimmelcellen
C
Alleen plantaardige cellen
D
plantaardige, dierlijke en bacteriële cellen

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Lien

De
Rode
Slang
Kan
Op
Freeks
Gezicht
Sabbelen

Slide 23 - Diapositive

Hoe meer overeenkomst twee organismen vertonen, hoe meer ze bij dezelfde groepen worden ingedeeld.
Lijken op elkaar, zitten in dezelfde familie
Lijken niet elkaar, zitten niet eens in zelfde rijk

Slide 24 - Diapositive

Soort
Soms lijken  dieren heel erg op elkaar, maar behoren ze niet tot dezelfde soort!
Deze zijn niet dezelfde soort!

Slide 25 - Diapositive

Soms lijken dieren helemaal niet op elkaar maar behoren ze wel tot 1 soort!

Slide 26 - Diapositive

Soort
Organismen behoren alleen tot dezelfde soort als ze zich onderling kunnen voortplanten en de nakomelingen vruchtbaar zijn.

Slide 27 - Diapositive

aan de slag
3.1 leren en lezen 
in stilte maken opdrachten 2.3.4.5.6.7.8

Slide 28 - Diapositive

Zezel
Een Zezel, een kruising van een zebra en een ezel. Kan zelf geen veulens krijgen. 
Lijger
Kruising van Leeuw en tijger, is onvruchtbaar
Scheit
Een kruising tussen een geit en een schaap. Is onvruchtbaar. 

Slide 29 - Diapositive

Ras
Een soort kan uit verschillende rassen bestaan.
Bijvoorbeeld alle hondenrassen behoren tot de soort hond.

Slide 30 - Diapositive

Evolutie
Soorten ontstaan door evolutie
Door variatie en selectie kunnen soorten langzaam veranderen. Evolutie: soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen.

Slide 31 - Diapositive

Verwantschap
-De tijger en de leeuw zijn hier meer aan elkaar
verwant dan de tijger en de aap.

-Hoe langer geleden twee soorten zijn ontstaan uit
een gemeenschappelijke voorouder, hoe minder
verwant ze zijn.
-Hoe meer verwant soorten zijn,
hoe meer overeenkomsten hun DNA vertoont.

Slide 32 - Diapositive

Wanneer horen organismen bij dezelfde soort?
A
Als ze heel erg op elkaar lijken
B
Als ze zich onderling kunnen voortplanten
C
Als de nakomelingen vruchtbaar zijn
D
Als ze tot verschillende rassen behoren

Slide 33 - Quiz

Aan de slag!
  • Maak van 4.1 opdracht 1 t/m 9
  • Stel vragen via de chat (teams) als je hulp nodig hebt

Slide 34 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken.
  2. Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën.
  3. Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk.
  4. Je kunt soorten en rassen onderscheiden
  5. Je kunt uitleggen dat de indeling van organismen berust op overeenkomst en verwantschap. 

Slide 35 - Diapositive