1hv ordening bs 1 2 extra

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is ordenen ?

Slide 2 - Carte mentale

Leerdoelen
  1. Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken.
  2. Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën.
  3. Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk.
  4. Je kunt soorten en rassen onderscheiden
  5. Je kunt uitleggen dat de indeling van organismen berust op overeenkomst en verwantschap. 

Slide 3 - Diapositive

  • Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken. 
  • Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën. 
  • Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk. 



Slide 4 - Diapositive

Hoe zou jij deze schoenen ordenen?

Slide 5 - Question ouverte

  • Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken. 
  • Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën. 
  • Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk. 



stof
leer
kunstof
hoge hak
lage hak
geen hak
veter
gesp 
instapper
bruin
blauw
rood/roze

Slide 6 - Diapositive

organismen indelen in hoofdgroepen en rijken
Een kenmerk is een eigenschap waarmee je een organisme kunt onderscheiden van andere organismen. Kijken naar Cellen en DNA.

Drie hoofdgroepen (domeinen): Bacteriën, archaea en  eukaryoten

  • Bacteriën en archaea hebben geen celkern (wel DNA), wel een celwand, geen bladgroenkorrels.
  • Eukaryoten hebben wel een celkern

Slide 7 - Diapositive

Bacteriën, Archaea en Eukaryoten
Bacteriën en archaea hebben geen celkern (wel DNA), wel een celwand, geen bladgroenkorrels en zijn eencellig


Slide 8 - Diapositive

Kenmerken om rijken in te delen
  • Aanwezigheid van celkern
  • Aantal cellen (één- of meercellig)
  • Aanwezigheid van celwand
  • Aanwezigheid van bladgroenkorrels
  • Relatieve grootte (vergeleken met andere organismen)

Slide 9 - Diapositive

Bacteriën
Dieren

Slide 10 - Diapositive

Pantoffeldiertje.... waar hoort die dan precies bij?

Slide 11 - Diapositive

de groepen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk
Vertakkingsschema

Slide 12 - Diapositive

een paar vragen

Slide 13 - Diapositive

Bacteriën zijn altijd meercellig
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen bacteriën en eukaryoten?
A
Bacteriën hebben geen celwand
B
Eukaryoten zijn meercellig
C
Bacteriën hebben geen celkern
D
Eukaryoten hebben bladgroenkorrels

Slide 15 - Quiz

Champignons horen bij de :
A
Bacteriën
B
dieren
C
schimmels
D
planten

Slide 16 - Quiz

Tot welk RIJK behoort de mens?
A
Bacteriën
B
Eukaryoten
C
Dieren
D
Gewervelden

Slide 17 - Quiz

Welke cellen hebben GEEN celwand?
A
Dierlijke cellen
B
Planten cellen
C
Schimmelcellen
D
Bacteriën

Slide 18 - Quiz

Welke cellen hebben bladgroenkorrels?
A
Dierlijke en plantaardige cellen
B
Plantaardige cellen en schimmelcellen
C
Alleen plantaardige cellen
D
plantaardige, dierlijke en bacteriële cellen

Slide 19 - Quiz

Hoe meer overeenkomst twee organismen vertonen, hoe meer ze bij dezelfde groepen worden ingedeeld.
Lijken op elkaar, zitten in dezelfde familie
Lijken niet elkaar, zitten niet eens in zelfde rijk

Slide 20 - Diapositive

Soort
Soms lijken  dieren heel erg op elkaar, maar behoren ze niet tot dezelfde soort!
Deze zijn niet dezelfde soort!

Slide 21 - Diapositive

Soms lijken dieren helemaal niet op elkaar maar behoren ze wel tot 1 soort!

Slide 22 - Diapositive

Soort
Organismen behoren alleen tot dezelfde soort als ze zich onderling kunnen voortplanten en de nakomelingen vruchtbaar zijn.

Slide 23 - Diapositive

Ras
Een soort kan uit verschillende rassen bestaan.
Bijvoorbeeld alle hondenrassen behoren tot de soort hond.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Vidéo

Evolutie
Soorten ontstaan door evolutie
Door variatie en selectie kunnen soorten langzaam veranderen. Evolutie: soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen.

Slide 27 - Diapositive


8. Bekijk de afbeelding.
Dit is een voorbeeld van:
A
Variatie
B
Selectie

Slide 28 - Quiz

Welk woord zoek ik? "Kleine verschillen binnen één soort."
A
Selectie
B
Variatie
C
Evolutie
D
Overeenkomst

Slide 29 - Quiz

Wat is de juiste definitie van evolutie?
A
De ontwikkeling van dieren op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
B
De ontwikkeling van soorten op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
C
De ontwikkeling van leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
D
De ontwikkeling van planten op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen

Slide 30 - Quiz

Aan de slag!

  • 3.1 maken 10 (blz. 174) 3.2 maken 10 (blz. 181)
  • Nakijken opdrachten 3.1 en 3.2 (Teams Bestanden)

Slide 31 - Diapositive