tennis

Met hoeveel spelers speel je tennis?
A
1 tegen 1
B
2 tegen 2
C
3 tegen 3
D
A en B zijn goed
1 / 35
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Met hoeveel spelers speel je tennis?
A
1 tegen 1
B
2 tegen 2
C
3 tegen 3
D
A en B zijn goed

Slide 1 - Quiz

Hoe speel je de de eerste bal bij tennis?
A
Onderhands
B
Bovenhands
C
Gooien
D
Schieten

Slide 2 - Quiz

_________ she play tennis?
A
Do
B
Does

Slide 3 - Quiz

Wat is bij tennis een volley?
A
Bal achter de rug spelen
B
Bal achterwaarts spelen
C
Bal spelen, zonder dat deze op jouw helft stuitert
D
Bal met 1 hand spelen

Slide 4 - Quiz

Wat is bij tennis een set?
A
Minimaal 6 games winnen
B
Minimaal 4 games winnen
C
Minimaal 5 games winnen
D
Minimaal 8 games winnen

Slide 5 - Quiz

Wat voor soort sport in tennis?
A
Teamsport
B
Induviduele sport
C
Kan allebei
D
Het is geen sport maar een hobby

Slide 6 - Quiz

Trainen van backhand tennis is
A
Intentioneel leren
B
Incidenteel leren

Slide 7 - Quiz

_________ they play tennis?
A
Do
B
Does

Slide 8 - Quiz

Mein Vater .... Tennis
A
spielst
B
spielt
C
spielen
D
spiele

Slide 9 - Quiz

Wat voor sport is: "le tennis de table"?
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Wat betekent 'Love' bij tennis?
A
Match point
B
Gelijk stand
C
Vriendschappelijk wedstrijd
D
0 Punten

Slide 11 - Quiz

Hoe heet de scheidsrechter bij tennis?
A
Scheids
B
Umpire
C
Referee
D
Empire

Slide 12 - Quiz

Wij vinden tennisen leuk
A
Nos gustan jugar al tenís
B
Nos gusta jugar al tenís
C
Nos gustamos jugar al tenís
D
Nos gustar jugar al tenís

Slide 13 - Quiz

Heeft tennis met techniek te maken?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Hoe heten de tennisballen die van oude tennisballen gemaakt zijn?
A
Cirkeltennisballen
B
Nieuwe tennisballen
C
Tennis balls
D
Circulaire tennisballen

Slide 15 - Quiz

Are they playing tennis?
A
Present simple
B
Present continuous
C
Past simple

Slide 16 - Quiz

Ik heb mijn been gebroken, daarom ben ik niet op tennis
A
oorzaak/gevolg
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
conclusie

Slide 17 - Quiz

Dit wordt gebruikt bij tennis:
een ...
A
recket
B
reket
C
racket
D
raket

Slide 18 - Quiz

Bij tennis gebruiken we een tennisbal. Bij badminton gebruiken we een....?
A
Puck
B
Badmintonbal
C
Baseball
D
Shuttle

Slide 19 - Quiz

Bij een backhand slag (tennis) is er sprake van
A
maximale kracht
B
sub-maximale kracht
C
snelkracht
D
acceleratie kracht

Slide 20 - Quiz

In welk land werd tennis uitgevonden?
A
India
B
Frankrijk
C
Engeland
D
Nederland

Slide 21 - Quiz

Speelster is
A
Brits
B
Amerikaans
C
Nederlands
D
Duits

Slide 22 - Quiz

Hoeveel verschillende speelgronden voor tennis zijn er?
A
5 speelgronden
B
2 speelgronden
C
7 speelgronden
D
9 speelgronden

Slide 23 - Quiz

Wat is het beroemdste grastoernooi?
A
Wimbledon
B
Roland Garros
C
US open
D
Australian open

Slide 24 - Quiz

wat is het record overslaan bij tennis?
A
60
B
55
C
50
D
48

Slide 25 - Quiz

Een doos met 6 tennisballen kost 18 euro.

Hoeveel euro betaal je voor één tennisbal?
A
2 euro
B
5 euro
C
4 euro
D
3 euro

Slide 26 - Quiz

He is playing tennis.
A
healthy
B
unhealthy

Slide 27 - Quiz

een Tennis elleboog is
A
Corpus Humerus
B
Epicondylitis medialis
C
Epicondylitis lateralis
D
Caput Humerus

Slide 28 - Quiz

Welke sport lijkt niet op tennis?
A
Speedminton
B
Padel
C
Badminton
D
Lacrosse

Slide 29 - Quiz

Douwe doet aan tennis. Wat is de persoonsvorm?
A
Douwe
B
Tennis
C
aan
D
doet

Slide 30 - Quiz

Hoe gaat de punten telling bij tennis?
A
1-0, 2-0, 3,0
B
10-0, 20-0, 30-0
C
15-0, 30-0, 40-0
D
5-0, 10-0, 15-0

Slide 31 - Quiz

In tennis ben ik even goed ... Tim.
A
als
B
dan

Slide 32 - Quiz

Ik heb tennis altijd al leuk gevonden.
A
I have always liked tennis.
B
I have liken tennis always.
C
Always I liked tennis.
D
I always liked tennis.

Slide 33 - Quiz

Tennis is MIJN favoriete sport.

'mijn' is .....?
A
Een bezittelijk voornaamwoord
B
Een persoonlijk voornaamwoord

Slide 34 - Quiz

Ik vind tennis ........ ....... voetbal
A
mooier als
B
leuker als
C
leuker dan
D
groter als

Slide 35 - Quiz