M4: voorbereiden SE Spelling 7.2 en 7.3

     Taalverzorging
Voorbereiden op SE
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

     Taalverzorging
Voorbereiden op SE

Slide 1 - Diapositive

Lezen
timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Onderdelen SPELLING
Werkwoordspelling               
Meervoud van ZN (zelfstandige naamwoorden)
Interpunctie                                         
Hoofdletters                                              
Apostrof en accent
Koppelteken en trema

Slide 3 - Diapositive

Ik heb er vertrouwen in dat ik het SE spelling ga halen
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Sondage

Hoe weet je of een werkwoord in VT of VD een d of een t krijgt?

Slide 5 - Question ouverte

(Vinden) jij Engels ook zo moeilijk?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt

Slide 6 - Quiz

Hij heeft zijn knie (schaven).
A
geschaavt
B
geschaaft
C
geschaafd
D
geschaavd

Slide 7 - Quiz

Dat (gebeuren) iedere dag.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 8 - Quiz

Hij (voeden) die puppy alleen op.
A
voet
B
voedt
C
voed

Slide 9 - Quiz

Haar gedrag is (veranderen).
A
verandert
B
veranderd

Slide 10 - Quiz

Wat is het tegenwoordig deelwoord (td) van schreeuwen?
A
schreeuwt
B
schreeuwen
C
schreeuwde
D
schreeuwend

Slide 11 - Quiz

Had je nog een paar fouten? 
Ga dan nog extra oefenen met werkwoordspelling

Slide 12 - Diapositive

7. 3 LEESTEKENS 

Slide 13 - Diapositive

Eind van de zin:
  • punt
  • uitroepteken
  • vraagteken

Hij is geslaagd voor zijn rijexamen. 
Weet je met welk cijfer? Een 10!

Slide 14 - Diapositive

Je gebruikt een dubbele punt bij:

Slide 15 - Question ouverte

dubbele punt 
  • er komt een voorbeeld
  • er komt een uitleg
  • er komt een opsomming
  • er komt een citaat
Dat gaat als volgt: ..............
Ik houd van deze groentes: ......
Ze riep: '...........................'

Slide 16 - Diapositive

Aanhalingstekens '........'
Gebruik je bij een citaat.                                 Maaike zei: 'Ga je mee?'
Bij een titel.           Het boek 'Backpacken' is een spannend boek. 

Slide 17 - Diapositive

De komma
Als je een pauze hoort bij hardop voorlezen
Tussen twee werkwoorden in een samengestelde zin - als ik eet, kijk ik tv.
In een opsomming - vrienden, vriendinnen, buren en familie.
Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden -  een mooie, warme dag.
Woorden als:  toch, hoor, ja en oké - ik haal jou op, oké?
Voor bepaalde voegwoorden - maar/omdat/hoewel/zodat etc.
Achter of voor een aangesproken persoon - Harry, pak jij je tas?

Slide 18 - Diapositive

Piet zei "Je krijgt geen cadeautjes dit jaar."
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quiz

Welk leesteken mis je hier?
Terwijl Piet op vakantie was heeft zijn zus een nieuwe auto gekocht.

Slide 20 - Question ouverte

Een komma staat
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
tussen twee onderwerpen
B
na een naam of uitroep aan het begin van een zin
C
tussen delen van een opsomming
D
tussen twee persoonsvormen

Slide 21 - Quiz

Welke leestekens gebruik je bij een citaat?
A
Uitroeptekens
B
Dubbele punt en aanhalingstekens
C
Alleen aanhalingstekens
D
Komma's

Slide 22 - Quiz

7.2+7.3
Even van alles door elkaar

Slide 23 - Diapositive

Hij (leiden) al jaren een elftal.
A
leid
B
leit
C
leidt

Slide 24 - Quiz

Ze (herhalen) het voor de derde keer.
A
herhaald
B
herhaaldt
C
herhaalt

Slide 25 - Quiz

'Heb je dat boek al gelezen?' vroeg hij.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quiz

Bas vond hoe overleef ik mijn vakantie? een leuk boek.

A
goed
B
fout

Slide 27 - Quiz

Wanneer gebruik je hoofdletters?
(4 situaties)

Slide 28 - Question ouverte

Goed of fout:
In Januari is het vaak heel koud.
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quiz

HOOFDLETTERS
- Begin van een zin 

Uitzondering:
's Avonds ging ik naar....
80% van de mensen
20 dagen nadat .....


Slide 30 - Diapositive

Hoofdletters
  • Namen --> personen, landen, steden, boeken, films etc.
  • Feestdagen en historische gebeurtenissen --> Kerstmis, Pasen, Eerste wereldoorlog,  Hemelvaart, Bevrijdingsdag

Slide 31 - Diapositive

Hoe schrijf je het meervoud?
baby         melodie      horloge
slee             muis
café             graf         bacterie 

melodieën
bacteriën

Slide 32 - Diapositive

Meervoud van café

Slide 33 - Question ouverte

Meervoud van baby

Slide 34 - Question ouverte

De laatste vier spellingstekens
1. apostrof:  Emma's tas, Max' mobiel, vwo'er, A4'tje, 't regent
2. accent:  café, crème, hé!, crêpes, hét middel tegen haaruitval
3. koppelteken:  zo-even, 60-plusser, Noord-Brabant,
diploma-uitreiking (bij klinkerbotsing, samenstelling)
4. trema: beïnvloeden, ruïne (2 klinkers naast elkaar met  verschillende klank)

Slide 35 - Diapositive

apostrof 

Slide 36 - Diapositive

Theorie (accent)
Een accent zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier leest en uitspreekt.

Wij gebruiken drie accenttekens in Nederland:
- accent aigu (streepje naar rechts): cliché
- accent grave (streepje naar links): barrière
- accent circonflexe (dakje): enquête

Slide 37 - Diapositive

Koppelteken als ...

Slide 38 - Diapositive

Trema 
  • Verkeerde uitspraak, trema op klinker nieuwe lettergreep. 
  • Samengestelde telwoorden.
  • Géén trema, maar koppelteken in andere samenstellingen.
  • Géén trema als je het niet verkeerd uit kan spreken.

Slide 39 - Diapositive

’K weet niet wat ik moet zeggen.
A
goed
B
fout

Slide 40 - Quiz

Noteer het meervoud van 'industrie'.
A
industrieën
B
industriën
C
industries

Slide 41 - Quiz

Wat is het meervoud van slee?
A
sleën
B
slees
C
sleeën

Slide 42 - Quiz

Wat is het meervoud van zeef?
A
zefen
B
zeven
C
zeeven
D
zeefen

Slide 43 - Quiz

Wat is het meervoud van etage?
A
etages
B
etage's

Slide 44 - Quiz

Wat is goed?
A
financieel
B
financiëel

Slide 45 - Quiz

Wat is goed?
A
ge-introduceerd
B
geintroduceerd
C
geïntroduceerd

Slide 46 - Quiz

Wat is goed?
A
stageüren
B
stage uren
C
stage-uren
D
stageuren

Slide 47 - Quiz

Wat is goed?
A
naäpen
B
na-apen
C
na apen

Slide 48 - Quiz

schema werkwoordspelling

Slide 49 - Diapositive

Zet het leesteken op de goed plaats:
Terwijl Piet op vakantie was heeft zijn zus een nieuwe auto gekocht.

Slide 50 - Question ouverte

De vrouw riep boos uit: "bah ik lust geen komkommersoep!"
A
goed
B
fout

Slide 51 - Quiz

Hij zegt ik ben jarig.
A
goed
B
fout

Slide 52 - Quiz

Oefenen en voorbereiden
Hoofdstuk 7: digitaal
Test jezelf hoofdstuk 7

Extra oefenen op Cambiumned

Slide 53 - Diapositive