3.1 Het ordenen van organismen

Thema 3
Ordening
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Thema 3
Ordening

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?

  • Kleine opdracht Wat is ordening
  • Uitleg BS 3.1: Steeds kleinere groepen 
  • Zelfstandig werken aan de opdrachten van BS 3.1
  • Toets bespreken


Slide 2 - Diapositive

Wat is ordening?

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Vidéo

Neem je etui voor je en orden de inhoud ervan op je tafel.

timer
1:30

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Ordenen bij biologie 
Het indelen van organismen in groepen op grond van kenmerken.

Slide 7 - Diapositive

3.1 Steeds kleinere groepen

Slide 8 - Diapositive

BS 3.1 steeds kleinere groepen

  • Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken
  • Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën.
  • Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk

Slide 9 - Diapositive

1e ordening -> welk domein?
Heeft de cel een celkern?
prokaryoot
- bacteriën
eukaryoot
- dieren
- planten
- schimmels

ja
nee

Slide 10 - Diapositive

Prokaryoten
  • Geen celkern (DNA ligt los in de cel)
  • Eencellig
  • Celwand aanwezig

Slide 11 - Diapositive

Eukaryoten
  • Wel een celkern
  • Een- of meercellig
  • Soms celwand, vacuole of bladgroenkorrels

Slide 12 - Diapositive

Hoofdgroepen:
Prokaryoten & Eukaryoten
prokaryoten
eukaryoten

Slide 13 - Diapositive

Prokaryoten
Eukaryoten
Bacteriën
Archaea
Chromista
Protozoa
Schimmels
Planten
Dieren

Slide 14 - Question de remorquage

2e ordening -> welk rijk?
Heeft het organisme cellen met een vacuole, een celwand en bladgroenkorrels?



Slide 15 - Diapositive

Alle cellen van de mens hebben een celwand
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Welke organismen hebben een celmembraan
A
planten
B
dieren
C
beide
D
geen van beide

Slide 17 - Quiz

Welk onderdeel vind je alleen in een plantencel?
A
mitochondriën
B
vacuole
C
ribosomen
D
cytoplasma

Slide 18 - Quiz

Welk onderdeel vind je alleen in een plantencel?
A
kernmembraan
B
vacuole
C
celmembraan
D
cytoplasma

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Prokaryoten hebben een celkern
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Welke drie kenmerken worden gebruikt bij indeling van Eukaryoten?
A
Celkern, celwand & vacuole
B
Celkern, celwand & bladgroenkorrels
C
Celkern, vacuole & celmembraan
D
Celwand, celmembraan & bladgroenkorrels

Slide 23 - Quiz

Champignons horen bij de :
A
prokaryoten
B
dieren
C
schimmels
D
planten

Slide 24 - Quiz

Welk rijk heeft geen celwand?
A
Schimmels
B
Bacteriën
C
Planten
D
Dieren

Slide 25 - Quiz

Welk rijk heeft als enige bladgroenkorrels?
A
Schimmels
B
Bacteriën
C
Planten
D
Dieren

Slide 26 - Quiz


Rechts zie je de 4 rijken staan. Sleep het juiste rijk naar de bijbehorende cel.
Dier

Plant
Schimmel
Bacterie

Slide 27 - Question de remorquage

Ik heb het tot nu toe begrepen..
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage

Ik kan uitleggen wat de kenmerken zijn om organismen te ordenen.
ja
nee

Slide 29 - Sondage

Ik kan de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk
ja
nee

Slide 30 - Sondage

Basisstof 1
- Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken
- Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën
- Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk

Slide 31 - Diapositive

Verdere ordening van organismen

Slide 32 - Diapositive

De rijken... en dan?
  • Eerst het domein (wel/geen celkern)
  • Dan rijken --> heel globaal, dus verder indelen
  • Vervolg: stammen – klassen – orden - families – geslachten – soorten (-rassen).
  • Ezelsbrug: dr. sk of gs



Slide 33 - Diapositive

dr. sk of gs
Voorbeelden
Domein: Eukaryoten
Rijk:  Dieren
Stam: Gewervelde dieren
Klasse: Zoogdieren
Orde: Roofdieren
Familie: Katachtigen
Geslacht: Panters
Soort: Tijger



Slide 34 - Diapositive

5. Zet de volgende groepen van klein naar groot
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Rijken
Stammen
Klassen
Orden
Families
Geslachten
Soorten

Slide 35 - Question de remorquage

Welke is het meest specifiek?
A
Stam
B
Orde
C
Geslacht
D
Klasse

Slide 36 - Quiz

Opdracht 1 uit boek
h/v blz 170 
gym blz 176

Slide 37 - Diapositive

Wat?
Basisstof 3.1 H/V blz. 166
-->  maken: opdr. 2 t/m 9 (5 in je boek)



Hoe
lees de tekst van basisstof 1 en leren onderzoeken door 
Tijd
eerst 10 min in stilte, daarna zacht overleggen
Klaar?
1. Opdrachten af? Controleer of je de opdrachten juist gemaakt hebt!  

2. Maak opdracht 10 (samenhang) in je boek

3. Ga aan de slag met Flitskaarten & Test jezelf in de online methode!
timer
10:00

Slide 38 - Diapositive

Wat?
Basisstof 3.1  blz. 172 
-->  maken: opdr. 2 t/m 9 (5 in je boek)



Hoe
lees de tekst van basisstof 1 en leren onderzoeken door 
Tijd
eerst 10 min in stilte, daarna zacht overleggen
Klaar?
1. Opdrachten af? Controleer of je de opdrachten juist gemaakt hebt!  

2. Maak opdracht 10 (samenhang) in je boek

3. Ga aan de slag met Flitskaarten & Test jezelf in de online methode!
timer
10:00

Slide 39 - Diapositive

Wat voor cel is dit?
A
Cel van een schimmel
B
Cel van een bacterie
C
Cel van een plant
D
Cel van een dier

Slide 40 - Quiz

Kenmerken
  • Bacteriën -> eencellig, geen celkern!, celmembraan, celwand
                                                               
  • Schimmels -> celkern, celmembraan, celwand, geen bladgroenkorrels! 

  • Planten -> celkern, celmembraan, celwand, vacuole, bladgroenkorrels! 

  • Dieren -> celkern, celmembraan, geen celwand!
 

Slide 41 - Diapositive

Symmetrie

Het rijk van de dieren wordt onderverdeeld in stammen. Daarvoor wordt gekeken naar de symmetrie van een organisme en of het organisme een skelet heeft.

Een dier kan:
- niet-symmetrisch zijn 
of
- symmetrisch zijn (tweezijdig of veelzijdig)

Slide 42 - Diapositive

Symmetrie
Bestudeer een organisme. 
Bekijk of en hoe het symmetrisch is.
tweezijdig

Slide 43 - Diapositive

Symmetrie
Dieren zijn
- niet symmetrisch
- tweezijdig symmetrisch
- veelzijdig symmetrisch

Slide 44 - Diapositive

Om de dieren in te delen in hun groep wordt er bv. naar het skelet gekeken. Het skelet kan dan verschillend zijn:
inwendig skelet: botten aan de binnenkant, zoals wij
uitwendig skelet schelpen of harnas aan de buitenkant: schelpdieren, insecten, kreeften, enz.
geen skelet: kwallen, wormen

Slide 45 - Diapositive

Om de dieren in te delen in hun groep wordt er bv. naar het skelet gekeken. Het skelet kan dan verschillend zijn:
inwendig skelet: botten aan de binnenkant, zoals wij
uitwendig skelet schelpen of harnas aan de buitenkant: schelpdieren, insecten, kreeften, enz.
geen skelet: kwallen, wormen

Slide 46 - Diapositive


De zee-egel is
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch
D
tri-symmetrisch

Slide 47 - Quiz


De aquariumslak behoort tot de stam
A
neteldier
B
weekdier
C
geleedpotigen
D
stekelhuidigen

Slide 48 - Quiz