Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Formuleren par. 3 verwijzen met deze, die, dit, dat
Nieuw onderwerp: formuleren
par. 3 verwijzen naar de- en het-woorden
par. 4 verwijswoorden
par 5 trappen van vergelijking
par 6 lastige verwijswoorden
1 / 17
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
17 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Nieuw onderwerp: formuleren
par. 3 verwijzen naar de- en het-woorden
par. 4 verwijswoorden
par 5 trappen van vergelijking
par 6 lastige verwijswoorden
Slide 1 - Diapositive
Korte herhaling vd
Ik heb lekker (surfen).
A
gesurfd
B
gesurft
Slide 2 - Quiz
Die kat heeft mij... (krabben).
A
gekrabd
B
gekrabt
Slide 3 - Quiz
Vandaag paragraaf 3
- Je weet met welke woorden je moet verwijzen naar de- en het-woorden.
Slide 4 - Diapositive
Wat weet je ervan?
Wanneer gebruik je het verwijswoord 'deze' en wanneer 'dit'?
Slide 5 - Question ouverte
Woordgeslacht
de-woorden
zijn mannelijk of vrouwelijk: de tulp (m), de overheid (v)
het-woorden
zijn onzijdig: het gras, het gezin, het tafeltje
Als je verwijst naar een
de-woord
gebruik je
deze (dichtbij)
of
die (verder weg).
bijv.
De tafel
die
je daar ziet.
Slide 6 - Diapositive
Als je verwijst naar een
het
-woord gebruik je
dit (dichtbij) of dat (verder weg)
bijv. Het tafeltje
dat
je daar ziet
Slide 7 - Diapositive
Aantekeningen:
tabel:
Slide 8 - Diapositive
Vul het juiste verwijswoord in: Op de markt kocht Loes een heerlijk ijsje, ....... ze al slenterend opat
A
dat
B
deze
C
die
D
dit
Slide 9 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in: Het meisje ...... daar staat heeft verkering met Tim.
A
dat
B
deze
C
die
D
dit
Slide 10 - Quiz
Mannelijk of vrouwelijk?
Een
de-woord
is mannelijk of vrouwelijk. Maar hoe weet je nou wat het is?
Neem een kijkje in het online woordenboek. Zie ook
deze site
.
Zoals je kunt zien bepaalt het einde van een woord of dat woord mannelijk of vrouwelijk is.
Slide 11 - Diapositive
Verwijswoorden
Verwijswoorden gebruik je om woordvariatie aan te brengen in een tekst.
Naast
deze, die, dit
en
dat
heb je nog andere verwijswoorden, maar die krijg je in paragraaf 4
Slide 12 - Diapositive
Kies het juiste verwijswoord: Omdat de universiteit minder geld krijgt, neemt hij/ze minder studenten aan.
A
hij
B
ze
Slide 13 - Quiz
Aan de slag
paragraaf 3 blz. 234 in het boek/schrift opdr. 1 t/m 4
Slide 14 - Diapositive
Opdracht
maak de startopdracht in duo's
bespreken
lezen theorie blz. 62
Slide 15 - Diapositive
Zelfstandig werken
H2: blz. 62, 63 1 t/m 4.1 voor maandag.
Let op
: opdr. 2,3 alle zinnen overschrijven.
Markeer
het woord waarna het terug verwijst.
Bijv:
Toen Marike
de trui
met University of Florence zag, kocht ze ..... meteen.
Slide 16 - Diapositive
Vandaag
- Je kent de verwijswoorden en je kunt deze op de juiste manier gebruiken.
Slide 17 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Formuleren H2
Octobre 2022
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1H1 donderdag 8 juni 2023
Juin 2023
- Leçon avec
16 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Formuleren par. 3 verwijzen met deze, die, dit, dat
Mai 2023
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
e6-Formuleren-Verwijswoorden-H.4-havo1
Mars 2018
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
HA1: formuleren: verwijswoorden
Mars 2021
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Formuleren paragraaf 3 + 4
Avril 2023
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Formuleren H 3
Février 2023
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Formuleren H2, 1V1 - les 2
Janvier 2022
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1