13.4 Kou en hitte

13.4 Kou & hitte
       Welkom!
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

13.4 Kou & hitte
       Welkom!

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan de kou.
  • Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan de hitte.
  • Je kunt beschrijven waardoor een klein dier sneller afkoelt dan een groter dier.
  • Je kunt uitleggen hoe planten droogte overleven.

Slide 2 - Diapositive

Waardoor kunnen dieren tegen de kou?
  • Warm bloedige dieren (vogels en zoogdieren) hebben een constante lichaamstemperatuur.
  • Aanpassingen aan de kou: Isolatie, winterslaap/-rust
  • Aanpassingen aan de hitte: dunne vacht/veren, hijgen, minder actief

Slide 3 - Diapositive

Aanpassingen om warm te blijven
Warm blijven kost heel veel energie, dus dieren passen zich in de winter aan waardoor dit energieverbruik omlaag gaat.

Slide 4 - Diapositive

Hoe blijft een dier koel?
Warmbloedige dieren hebben aanpassingen voor de warmte

Warmte kwijtraken via:
  • Zomervacht
  • Warmte afgeven via het bloed
  • Luchtstroom
  • Zweten en hijgen

Slide 5 - Diapositive

Hoe blijft een dier koel?
Warmbloedige dieren hebben aanpassingen voor de warmte

Warmte kwijtraken via:
  • Zomervacht
  • Warmte afgeven via het bloed
  • Luchtstroom
  • Zweten en hijgen

Slide 6 - Diapositive

Vorm - functie denken
- Hoe groter een dier, hoe groter zijn inhoud is ten opzichte van zijn oppervlak

- Olifanten verliezen relatief gezien dus veel minder warmte dan een muis

Slide 7 - Diapositive

Koudbloedige dieren

  • Lichaamstemperatuur verandert mee met de omgeving
  • Niet actief bij lage omgevingstemperatuur

Slide 8 - Diapositive

Koudbloedige dieren en kou
- Koudbloedige dieren zijn in de winter niet actief.
- Ze houden allemaal een winterslaap.
- In de zomer zie je reptielen vaak 
's ochtends opwarmen in de zon. 
Hoe warmer het wordt, hoe actiever ze worden.
Bekijk de video in deze slide. 


Slide 9 - Diapositive

Bescherming tegen droogte (planten)
  • Wortels kunnen in korte tijd veel water opnemen of zijn heel lang.
  • Opslag water in dikke bladeren of stengels
  • Waterverlies beperken: vetlaagje, klein oppervlak, weinig huidmondjes, haren/stekels, kleine/geen blaadjes

Slide 10 - Diapositive

13.4 Zelf doen!
Maken: 2, 4, 7, 9, 11, 12, 16, 17 (V)
2, 3, 5, 9, 10, 12, 14, 17 (H)
timer
10:00

Slide 11 - Diapositive

Vorm - functie denken
- Om warmte vast te houden is het handig om je extremiteiten (oren, neus) klein te hebben
- Om warmte te verliezen is het handig om je extremiteiten (ledematen)groot te hebben

Slide 12 - Diapositive

Oefenen!

Slide 13 - Diapositive

Heeft een insect zuurstof (O2) of koolstofdioxide (CO2) nodig?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
allebei

Slide 14 - Quiz

Heeft een plant zuurstof (O2) of koolstofdioxide (CO2) nodig?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
allebei

Slide 15 - Quiz

Hoe werd de zuurstof voor een insect ook alweer door het lichaam getransporteerd?
A
Via bloed
B
Via stigmata
C
Via tracheeën
D
Via water

Slide 16 - Quiz

wat hoort waar?
Trachee
Stigma
Huidmondje
Kieuwboog
Lamel
Tegenstroom principe
Kieuwplaatje

Slide 17 - Question de remorquage

Door het hart van een insect stroomt ...
A
Bloed met afvalstoffen en voedingsstoffen.
B
Bloed met zuurstof en voedingsstoffen.
C
Bloed met zuurstof en afvalstoffen.
D
Bloed met alle drie de stoffen.

Slide 18 - Quiz

Het bloed is niet rood, doordat...
A
Het geen zuurstof bevat.
B
Het geen hemoglobine bevat.
C
Het geen CO2 bevat.
D
Het alleen uit vocht van ons bloed bestaat.

Slide 19 - Quiz

In een vis wordt zuurstof vervoerd door ...
A
tracheeën
B
bloedvaten
C
hart en tracheeën
D
hart en bloedvaten

Slide 20 - Quiz

In een vis worden voedingsstoffen vervoerd door ...
A
tracheeën
B
bloedvaten
C
hart en tracheeën
D
hart en bloedvaten

Slide 21 - Quiz

Planten maken (1) en hebben daarvoor (2) nodig.
A
1. koolstofdioxide 2. water
B
1. zuurstof 2. water
C
1. koolstofdioxide 2. zuurstof
D
1. zuurstof 2. koolstofdioxide

Slide 22 - Quiz

Hoe komt een plant aan CO2?
A
Dit haalt hij uit de grond.
B
Dit gaat via de huidmondjes naar binnen.
C
Dit gaat via de hout- en bastvaten in de plant.
D
Dit maakt hij door fotosynthese.

Slide 23 - Quiz

Wat vervoeren de houtvaten?
A
water en mineralen
B
water en glucose
C
water en zuurstof
D
water

Slide 24 - Quiz

Hoe heet het onderdeel dat de voedingstoffen vervoert in de plant?
A
vaatbuisjes
B
vaatbundels
C
haarvaten

Slide 25 - Quiz

Bij de plant zitten in de buitenring de...
A
Houtvaten
B
Bastvaten

Slide 26 - Quiz