Les 4 Schakelingen, vermogen & energie

les 4
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

les 4

Slide 1 - Diapositive

Nakijken


opdracht 6 en 16 maken BLZ 226-227

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen
4.4.1 Je kunt uitleggen hoe je lampen en andere apparaten in serie schakelt.
4.4.2 Je kunt uitleggen waarom in een serieschakeling van lampen de stroomkring onderbroken is als er één lamp kapot is
4.4.3 Je kunt uitleggen waarom in een parallelschakeling apparaten apart aan- en uitgezet kunnen worden.
4.4.4 Je kunt beschrijven waarom een parallelschakeling twee of meer stroomkringen heeft .
4.5.1 Je kunt benoemen dat elektrische apparaten energie verbruiken.
4.5.2 Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is
4.5.3 Je kunt watt en kilowatt naar elkaar omrekenen
4.5.4 Je kunt met de standen van de kilowattuurmeter berekenen hoeveel energie je verbruikt.
4.5.5 Je kunt berekenen hoeveel je moet betalen voor elektrische energie.

Slide 3 - Diapositive

Serieschakelingen
 Een serieschakeling heeft geen vertakkingen. 
Er is dus maar één stroomkring. 
De stroom gaat door alle onderdelen van de schakeling. 

Als één lampje in een serieschakeling doorbrandt, is de stroomkring verbroken. 
Dan gaan alle lampjes uit. 

Het is daarom niet handig om lampen in serie te schakelen.

Slide 4 - Diapositive

Rondstromen
Elektrische stroom gaat lopen als je de plus (+) en de min (−) van een spanningsbron verbindt.

 De stroom gaat dan in een kringetje rond.

Een stroomkring is de verbinding van de plus (+) naar de min (−) van een spanningsbron. 


 De stroom gaat van de plus (+) door het lampje naar de min (−).

Slide 5 - Diapositive

Open en gesloten stroomkringen
Je schakelt een schakelaar juist wel in serie met het apparaat dat aan- of uitgezet moet worden.

 Als je de schakelaar op UIT zet, onderbreek je de stroomkring en gaat de lamp uit. Als je de schakelaar op AAN zet, sluit je de stroomkring en gaat de lamp weer aan.

In een open stroomkring staat de schakelaar open en is de lamp uit. 
In een gesloten stroomkring staat de schakelaar dicht en is de lamp aan.

Slide 6 - Diapositive

Parallelschakelingen
Je ziet hier een parallelschakeling. 
De schakeling vertakt zich zodat elk lampje op de spanningsbron is aangesloten.
 Elke vertakking is, samen met de batterij, een aparte stroomkring.

Slide 7 - Diapositive

Stroomsterkte in een parallelschakeling
In een parallelschakeling kun je elk lampje apart aan en uit doen. 

 Als een lamp doorbrandt, blijven de andere gewoon branden.

 In een serieschakeling is dat onmogelijk. 

Daarin branden ofwel alle lampen of ze zijn allemaal uit.

Slide 8 - Diapositive

opdracht 1 t/m 6  maken BLZ 231-232-236
timer
3:00

Slide 9 - Diapositive

Vermogen
De elektrische energie die een apparaat verbruikt is het vermogen. Ook wel de energie die een apparaat per seconde verbruikt.​


Wordt uitgedrukt in Watt (W)​ 

Slide 10 - Diapositive

Watt (W) of kilowatt (kW)​
Bij klein verbruik, gebruik je watt (W) bij een groot verbruik kilowatt (kW);​

Kilo betekent 1000 dus kilowatt = 1000 watt

Slide 11 - Diapositive

Energie betalen
Om te kijken hoeveel energie je verbruikt, gebruik je een kilowatt- uur- meter;​

Deze geeft het aan in kWh          ( kilowatt – uur).​

Slide 12 - Diapositive

huiswerk

Paragraaf 4
opdracht 7 t/m 10 maken BLZ 236-237
Paragraaf 5 
Opdracht 1 t/m 17 blz. 242 - 247

Slide 13 - Diapositive