ondersteunende dienst onderdeel C

Onderdeel C Receptie 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Onderdeel C Receptie 

Slide 1 - Diapositive

doel 
  • Je leert welke werkzaamheden bij het secretariaat en receptie horen . 
  • wat representatief is 
  • non verbaal en verbaal 
  • gebruik van de microvezeldoek

Slide 2 - Diapositive

film 
bekijk de film medewerker secretariaat

Slide 3 - Diapositive

welke werkzaamheden heb je allemaal gezien?

Slide 4 - Carte mentale

de baliemedewerker
De baliemedewerker is representatief voor de instelling waarvoor hij werkt. Hij bepaalt de eerste indruk die een bezoeker krijgt van de instelling. Ze zeggen daarom ook wel dat de baliemedewerker het visitekaartje is van het bedrijf. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Een keurige, representatieve indruk begint altijd met een professionele begroeting. Verder zijn ook je uiterlijk, je houding, je uitstraling en je taalgebruik belangrijk. En natuurlijk zorg je ervoor dat je eigen werkplek schoon is en er opgeruimd uitziet. 

Slide 7 - Diapositive

Wat is representatief
A
dat je blij bent
B
dat je aanwezig bent
C
dat je luidruchtig bent
D
nette indruk achterlaten

Slide 8 - Quiz

Om jezelf verzorgd te presenteren zorg je voor de volgende zaken:

een schoon lijf dat fris ruikt
schone, representatieve kleding
schone, verzorgde nagels en haren
eventueel passende make-up die niet te veel opvalt
een opgeruimde, schone werkplek
een professionele begroeting.

Slide 9 - Diapositive

Iemand solliciteert als baliemedewerker, wie is representatief?
A
B
C

Slide 10 - Quiz

goed communiceren 
Als je op een goede manier communiceert, lukt het om jouw boodschap zo over te brengen dat de ander deze begrijpt. Goed communiceren doe je zo:

  • Zorg dat verbale en non-verbale communicatie met elkaar kloppen.
  • Toon respect voor de ander.
  • Luister actief.
  • Kies het communicatiemiddel dat past bij de ander.
  • Kies het communicatiemiddel dat past bij de situatie.

Slide 11 - Diapositive

1. verbaal: met woorden

Mondelinge communicatie: je praat en luistert, bijvoorbeeld in een gesprek, via de telefoon of via Skype.

Schriftelijke communicatie: je schrijft en leest, bijvoorbeeld via e-mail, WhatsApp, een gebruiksaanwijzing of een werktekening.

2. non-verbaal: met gebaren, houding en stem (bijvoorbeeld hard of zacht).

In situaties waarin verbaal en non-verbaal elkaar tegenspreken, geloven mensen eerder de non-verbale boodschap. Bijvoorbeeld: als iemand stampvoetend zegt 'Ik ben helemaal niet boos', denken de meeste mensen dat die persoon wél boos is.


1. verbaal: met woorden
Mondelinge communicatie: je praat en luistert, bijvoorbeeld in een gesprek, via de telefoon of via Skype. Schriftelijke communicatie: je schrijft en leest, bijvoorbeeld via e-mail, WhatsApp, een gebruiksaanwijzing of een werktekening. 
2. non-verbaal: met gebaren, houding en stem (bijvoorbeeld hard of zacht).
In situaties waarin verbaal en non-verbaal elkaar tegenspreken, geloven mensen eerder de non-verbale boodschap. Bijvoorbeeld: als iemand stampvoetend zegt 'Ik ben helemaal niet boos', denken de meeste mensen dat die persoon wél boos is. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Diapositive

Is de angst van de chauffeur verbaal of non-verbaal?
A
non-verbaal
B
verbaal

Slide 15 - Quiz

Lucas stuurt een briefje naar Dilara
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 16 - Quiz

NON-VERBAAL
  • Lichaamstaal
  • Houding
  • Gezichtsuitdrukking
  • Kleding
  • Geur
  • Hóé je het zegt

Slide 17 - Diapositive

Non-verbaal
Verbaal
Massa-communicatie
Persoonlijke communicatie
Twee zijdige communicatie

Slide 18 - Question de remorquage

Ruis
Soms lukt communiceren niet. Communicatie kan door verschillende oorzaken verstoord worden. Dit heet ruis.

Ruis kan een technische oorzaak hebben, bijvoorbeeld als tijdens een telefoongesprek de verbinding even wegvalt. Maar de oorzaak van ruis kan ook bij een van de gesprekpartners liggen. Bijvoorbeeld omdat de spreker niet duidelijk uitlegt wat hij bedoelt. 

Slide 19 - Diapositive

Wat is ruis?
A
Ruis is alles wat je stoort of afleidt als je probeert een opdracht uit te voeren.
B
Ruis is stof.
C
Ruis is storend gedrag.

Slide 20 - Quiz

Microvezeldoek
schoonmaken met microvezeldoek en zonder schoonmaakmiddel
Een microvezeldoek is gemaakt van superdunne, synthetische draden. De draden zijn wel honderd keer dunner dan het haar van een mens, vandaar de naam: microvezel. Doordat de draden zo dun zijn en scherpe hoeken hebben, komt deze doek gemakkelijk bij vuil in hoekjes en randjes. Al die draden hebben bovendien heel veel kleine poriën, die gemakkelijk vocht en vuil kunnen opnemen, zelfs zonder schoonmaakmiddel. Je werkt met een klamvochtig (niet te nat) doekje samen met één emmer schoon water.

Slide 21 - Diapositive

Microvezeldoek

Geen reinigingsmiddel nodig, trekken stof aan. Sneller werken en minder kracht.

Droog of klamvochtig

 In de wasmachine wassen voordat je deze opnieuw kan gebruiken!

Slide 22 - Diapositive


De microvezeldoek gebruik je voor
A
droog vuil
B
licht gehecht vuil
C
sterk gehecht vuil

Slide 23 - Quiz

gebruik je ..... schoonmaakmiddel bij de microvezeldoek
A
beetje
B
geen
C
veel

Slide 24 - Quiz

wat heb je geleerd

Slide 25 - Carte mentale