6.1

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Lesdoelen:
In deze paragraaf leer je:
- hoe in Europa weer een landbouw-stedelijke samenleving ontstond.
- Je moet kunnen uitleggen op welke wijze de nijverheid werd georganiseerd.

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Lesdoelen:
In deze paragraaf leer je:
- hoe in Europa weer een landbouw-stedelijke samenleving ontstond.
- Je moet kunnen uitleggen op welke wijze de nijverheid werd georganiseerd.

Slide 1 - Diapositive

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Tijd van steden en staten (1000-1500)
Periode: middeleeuwen

Slide 2 - Diapositive

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Reconstructie van het domein van Vlaardingen van de graaf Dirk III van Holland.
Door sloten te graven kon het water uit de grond daarnaartoe lopen. Zo werd de grond gereed voor de landbouw.
Graaf Dirk III

Slide 3 - Diapositive

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Veranderingen op het platteland.
Vanaf ongeveer het jaar 1000 veranderen er dingen:
- Domeinheren lieten woeste gronden ontginnen. Boeren gaan moerasgebieden droogleggen . Ook kapten ze bossen. Zo kwam er meer ruimte voor akkers. Er kwamen uitvindingen zoals de ijzeren ploeg en de halsjuk.
- Drieslagstelsel: een stuk land in het eerste jaar wordt gebruikt voor wintergraan en in het tweede jaar voor zomergraan, voordat het een jaar braak komt te liggen.
Ijzeren ploeg
Halsjuk

Slide 4 - Diapositive

Welke landbouw verbeteringen zie je op de afbeelding?
A
Ontbossen
B
De ijzeren ploeg
C
De halsjuk
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Vidéo

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Slide 7 - Diapositive

Boer Jan heeft in jaar 1 zijn land als volgt verdeeld:
deel 1: zomergraan deel 2: wintergraan deel 3 brak
Wat doet hij in jaar 2 met de delen van zijn land? Doe het zo:
Deel 1= Deel2= Deel 3=

Slide 8 - Question ouverte

Hoe ligt het land van boer Jan er in jaar 3 erbij?
Doe het zo:
Deel 1= Deel 2= Deel 3 =

Slide 9 - Question ouverte

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Gevolgen landbouwverbeteringen

tussen 1000 en 1300 verdubbelde de Europese bevolking zich! 
Door grotere oogsten was er meer voedsel. Hierdoor werden mensen sterker en konden ze langer leven. De bevolking groeit en er is voedsel over!
--> ontstaan van de handel.

Slide 10 - Diapositive

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Handel
Boeren gaan hun landbouwoverschot verkopen, dit doen ze op markten. Die ontstonden bij;

- knooppunten van land- en waterwegen.
- bij een kastelen en kloosters

Hierdoor groeit de handel.

Slide 11 - Diapositive

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Ontstaan van steden

Door de groei van de bevolking kon een deel van de boeren ander werk gaan doen, bijv. handelaar worden of ambachtsman.
In de stad waren ze vrij (geen horige boer meer)
Tussen 900-1300 ontstaan er 1000 steden
in Europa

Slide 12 - Diapositive

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Conclusie:
Door landbouwverbeteringen ontstonden er voedseloverschotten. 
Overschotten werden verkocht op de markt --> HANDEL
Specialisatie: er ontstaan ambachten (niet iedereen hoeft in de landbouw, dat kwam ook door de bevolkingsgroei). 
Handelaren en ambachtsmensen gaan wonen rond de markt --> steden ontstaan.
Aantal steden in de 10e eeuw.

Slide 13 - Diapositive

De landbouwopbrengst nam toe. Leg uit waarom dit ervoor heeft gezorgd dat er steden konden ontstaan.

Slide 14 - Question ouverte

Zet de Zinnen op de juiste plaats in het schema.
Boeren verbeterden hun landbouwtechniek.
Boeren breidden de landbouwgrond uit.
Boeren verkochten voedsel op een markt.
De bevolking groeide
De landbouw bracht meer op.

Slide 15 - Question de remorquage

Kies het juiste woord.
Feit A is een ...... oorzaak van feit E.
A. Boeren breidden de landbouwgrond uit.
B. Boeren verbeterden hun landbouwtechniek.
C. Boeren verkochten voedsel op de markt.
D. De bevolking groeide.
E. De landbouw bracht meer op.
A
directe
B
indirecte

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste woord.
Feit E is een ...... gevolg van feit B.
A. Boeren breidden de landbouwgrond uit.
B. Boeren verbeterden hun landbouwtechniek.
C. Boeren verkochten voedsel op de markt.
D. De bevolking groeide.
E. De landbouw bracht meer op.
A
direct
B
indirect

Slide 17 - Quiz

Kies het juiste woord.
Feit A is een ...... oorzaak van feit C..
A. Boeren breidden de landbouwgrond uit.
B. Boeren verbeterden hun landbouwtechniek.
C. Boeren verkochten voedsel op de markt.
D. De bevolking groeide.
E. De landbouw bracht meer op.
A
directe
B
indirecte

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste woord.
Feit D is een ...... gevolg van feit B..
A. Boeren breidden de landbouwgrond uit.
B. Boeren verbeterden hun landbouwtechniek.
C. Boeren verkochten voedsel op de markt.
D. De bevolking groeide.
E. De landbouw bracht meer op.
A
direct
B
indirect

Slide 19 - Quiz

Reizen was voor handelaren gevaarlijk.
Hoe kwam dat?
A
ze hadden veel geld bij zich
B
ze hadden dure koopwaar
C
er was veel armoede
D
eigenlijk is alles wel goed

Slide 20 - Quiz

Zet de tekstblokken in de juiste volgorde van vroeger naar laat. 1= Wat gebeurde er eerst, daarna 2, etc etc
1
2
3
4
5
Er ontstonden steden.
Er kwam meer voedsel, waardoor de bevolking groeide.
Moerassen werden drooggelegd en gronden ontbost. 
Handelaren en ambachtslieden gingen dicht bij de markt wonen.


Landbouwoverschotten werden op de markt verkocht.

Slide 21 - Question de remorquage

Maak de juiste combinaties.
Halsjuk
Geldwisselaar
Tijd van steden en staten
Ijzeren ploeg
Ontstaan bij knooppunten van land en waterwegen of bij een kasteel/klooster.

Slide 22 - Question de remorquage

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Wat doet een Gilde?

Samenwerken om op te komen voor de belangen van de eigen groep.
Bepalen van werktijden.
Bepalen van prijzen.
Controleren van de kwaliteit van producten.
Beroepsopleiding, je mag pas na een meesterproef zelf een bedrijf starten.
Zorgen voor bejaarde en zieke leden en voor de weduwen van gestorven meesters.
Organiseren van feesten, kerkelijke bijeenkomsten en begrafenissen.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Welke taak van het gilde zie je hier?

Slide 25 - Question ouverte

Met welke van deze activiteiten hielden de gilden zich bezig?
Activiteit van de gilden.
Geen activiteit van de gilden.
bedrijfsoprichting
feesten
Transport over water.
herendiensten
kwaliteit leveren
oogsten
opleiden
prijzen bepalen
weduwen verzorgen
werktijden bepalen

Slide 26 - Question de remorquage

H/V 2
6.1 woonplaats en werkplaats

Aan de slag!

Lees paragraaf 6.1 blz. 108 t/m 111 uit jouw informatieboek.
Huiswerk:
Werk de twee behandelde leerdoelen uit in je schrift!
Maak de opdrachten in LessonUp en bekijk de filmpjes.

Slide 27 - Diapositive