Cursus 5 paragraaf 2 grammatica persoonsvorm en zinsdelen

Welkom!
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom!

Slide 1 - Diapositive

Grammatica
persoonsvorm en zinsdelen

Slide 2 - Diapositive

Grammatica woordsoorten
1. Werkwoord
2. Peroonsvorm en zinsdelen
3. Lidwoord en zelfstandig naamwoord
4. Onderwerp
5. Bijvoeglijk naamwoord
6. Werkwoordelijk gezegde
7. Voorzetsel
8. Lijdend voorwerp

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Werkwoorden
Wat zijn de werkwoorden?


De meiden zijn gisteren na school gaan volleyballen.

Slide 5 - Diapositive

Werkwoorden
Wat zijn de werkwoorden?


De meiden zijn gisteren na school gaan volleyballen.

Slide 6 - Diapositive

Persoonsvorm
Ik loop met naar huis met mijn vrienden.
Zij loopt naar huis met haar vrienden.
Wij lopen naar huis met onze vrienden.

Slide 7 - Diapositive

Lesdoel


1. Je kan verschillende zinsdelen onderscheiden

2. Je weet wat een een persoonsvorm is.


Slide 8 - Diapositive

Zinsdelen
Het onderwerp [ow] en de persoonsvorm [pv] zijn zinsdelen.

Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.
ow  |   pv    | vorige week | een film | gekeken.

Het werkwoordelijk gezegde [wg] is ook een zinsdeel.

Slide 9 - Diapositive

Zinsdelen
Hierna komen een paar zinnen. Zet streepjes tussen de zinsdelen.

Doe het zo:
Ik / zet / streepjes / tussen de zinsdelen.

Nu jij!

Slide 10 - Diapositive

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
Mijn
vriend
eet
een
broodje
kroket

Slide 11 - Question de remorquage

Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Vrijdag
gaat
de
kat
naar
de
dierenarts.

Slide 12 - Question de remorquage

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Joris
ging
gisteren
op
de
fiets
naar
voetbal

Slide 13 - Question de remorquage

Nu jullie!
Pak je boek, je schrift en je pen. 

Aan de slag!


Cursus 3

Slide 14 - Diapositive

(hopelijk) kan je nu:


1. Je kan verschillende zinsdelen onderscheiden
2. Je weet wat een een persoonsvorm is.



Slide 15 - Diapositive