Chapter 1, lesson 5

Leerdoel:

  • I can describe a person in short, simple sentences.
  • I can write about everyday aspects of my environment in connected sentences.

Programma:

Read your book.

Extra grammar 

Grammar explanation about who, whose, whom, which, that and comparisons.

Make lesson 5 ex. 1 to 13 in your book. 

Words about personality and behaviour.

Done? Continue with your game or your book


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leerdoel:

  • I can describe a person in short, simple sentences.
  • I can write about everyday aspects of my environment in connected sentences.

Programma:

Read your book.

Extra grammar 

Grammar explanation about who, whose, whom, which, that and comparisons.

Make lesson 5 ex. 1 to 13 in your book. 

Words about personality and behaviour.

Done? Continue with your game or your book


Slide 1 - Diapositive

Reading
Learning Target
I can read a text and make questions about it. I can read a book and make a summary. 
What
Read your book/make 2 texts in readtheory. 
How
You read an actual book (No, you may not read online) Readtheory is a website online
Time
10 minutes
Done?
Everyone reads for 10 minutes, so after 10 minutes we all move onto the next part. 

Slide 2 - Diapositive

Homework
Learning Target
I know whether I understand the grammar
What
Check the grammar hand-outs and lesson 4 ex 6 to 9
How
The answers will be shown on the board
Time
10 minutes
Done?
Make ex 1 and 2 lesson 5

Slide 3 - Diapositive

Grammar
Learning Target
I can name the relative pronouns. 
I know how to use the relative pronouns. 
I can compare things with each other. 
What
Grammar explanation
How
The explanation will be shown on the board. The students will take notes. 
Time
15 minutes
Done?
make ex. 3, 4, 5, 6

Slide 4 - Diapositive

Relative pronouns
The relative pronouns die jullie moeten weten zijn:
Who, which, that, whose en whom. 

Slide 5 - Diapositive

Who
Je gebruikt who om te verwijzen naar personen. 
This is the boy who always eats a stinky lunch. 
My mum, who has been a teacher for years, has retired. 

Slide 6 - Diapositive

Which
Je gebruikt which om te verwijzen naar dieren en dingen. 
This is the cat which I got for my birthday.
The house, which has been my dreamhouse for years, is on sale.

Slide 7 - Diapositive

Who en which vervangen voor that
Je kunt who en which vervangen door that als het deel van de zin dat begint met who of which (de bijzin) weggelaten kan worden zonder dat de overgebleven zin onduidelijk wordt of de betekenis verandert.
Heel moeilijk allemaal
Simpelere regel: 
Je kunt who of which vervangen door that als er geen komma in de zin staat.
This is the cat which I got for my birthday - This is the cat that I got for my birthday.

Slide 8 - Diapositive

Who, which, that helemaal weglaten
Je kan who, which, that helemaal weglaten als een ander woord het onderwerp van de bijzin is. 
Ze kunnen ook weggelaten worden als je de bijzin nodig hebt omdat de rest van de zin anders onduidelijk wordt of de betekenis verandert. (Er staat dan geen komma in de zin) 
This is the cat which/that/- I got for my birthday (I = onderwerp)
This is the girl who/that helped me with my homework (the girl = onderwerp, dus who/that kan niet weggelaten worden)

Slide 9 - Diapositive

Whom
Met who verwijs je dus naar personen, maar na een voorzetsel gebruik je dan whom. 
The man to whom you were talking to is my husband. 

Het voorzetsel hoeft er niet perse voor te staan. Het kan ook verder op in de zin staan. In dat geval kan dan ook who (en that of helemaal niets, maar wel volgens die regels)
The man who/whom/that you were talking to is my husband. 

Slide 10 - Diapositive

Whose
Je gebruikt whose om terug te verwijzen naar personen, dieren en dingen. Dit is om bezit aan te tonen. 
That is the woman whose wallet got stolen.

Slide 11 - Diapositive

Comparisons
Dit hebben jullie al vanaf de eerste gehad. Hier een korte herhaling.

1 lettergreep
-er/-est
short - shorter - shortest
2 lettergrepen -y
-ier/iest
happy - happier - happiest
2 lettergrepen -er/ -le/ -ow
-er/-est
clever - cleverer-cleverest
2+ lettergrepen
more.... /most.....
beautiful - more beautiful- most beautiful

Slide 12 - Diapositive

Vergelijkingen
Onregelmatige vergelijkingen 
Sommige woorden hebben hele andere vormen. 
I am good at playing games on the computer, my daughter is better than me, and my husband is the best
Leer deze uit je hoofd blz 51

Slide 13 - Diapositive

Writing
Learning Target
I can describe people in short, simple sentences. 
I can write about everyday aspects of your environment in connected sentences.
What
Make ex 1 to 13
How
In your book
Time
15 minutes
Done?
ReadTheory
Make the grammar hand-outs

Slide 14 - Diapositive

Sports and music
timer
1:00

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Huiswerk:
Lesson 5 moet aan het einde van de week af zijn. Let op: Je hebt minder lestijd ivm de diatoetsen. Leer de woorden en zinnen (toets ligt op de loer!)

Leerdoel:

  • I can describe a person in short, simple sentences.
  • I can write about everyday aspects of my environment in connected sentences.

Slide 17 - Diapositive