Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Learning targets:
I can describe familiar topics in simple sentences.
Programma:
Read your book
Lesson 5 make ex. 1 to 13 in your book.
Grammar explanation about relative pronouns.
Grammar explanation about comparisons.
Words about leisure.
Check lesson 5.
Done?
Read your book
Show me your work
Study the words
Slide 2 - Diapositive
Reading
Learning Target
I can read a text and make questions about it. I can read a book and make a summary.
What
Read your book/make 2 texts in readtheory.
How
You read an actual book (No, you may not read online) Readtheory is a website online
Time
10 minutes
Done?
Everyone reads for 10 minutes, so after 10 minutes we all move onto the next part.
Slide 3 - Diapositive
Make lesson 4
Learning Target
I can understand short and well-structured instructions
I can understand adverts
What
Make ex 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of lesson 4 chapter 2
How
In your book
Time
15 min
Done?
Check the work
Slide 4 - Diapositive
Relative pronouns
The relative pronouns die jullie moeten weten zijn:
Who, which, that, en whose.
Slide 5 - Diapositive
Who
Je gebruikt who om te verwijzen naar personen.
This is the boy who always eats a stinky lunch.
My mum, who has been a teacher for years, has retired.
Slide 6 - Diapositive
Which
Je gebruikt which om te verwijzen naar dieren en dingen.
This is the cat which I got for my birthday.
The house, which has been my dreamhouse for years, is on sale.
Slide 7 - Diapositive
Who en which vervangen voor that
Je kunt who en which vervangen door that als het deel van de zin dat begint met who of which (de bijzin) weggelaten kan worden zonder dat de overgebleven zin onduidelijk wordt of de betekenis verandert.
Heel moeilijk allemaal
Simpelere regel:
Je kunt who of which vervangen door that als er geen komma in de zin staat.
This is the cat which I got for my birthday - This is the cat that I got for my birthday.
Slide 8 - Diapositive
Whose
Je gebruikt whose om terug te verwijzen naar personen, dieren en dingen. Dit is om bezit aan te tonen.
That is the woman whose wallet got stolen.
Slide 9 - Diapositive
Comparisons
Dit hebben jullie al vanaf de eerste gehad. Hier een korte herhaling.
1 lettergreep
-er/-est
short - shorter - shortest
2 lettergrepen -y
-ier/iest
happy - happier - happiest
2 lettergrepen -er/ -le/ -ow
-er/-est
clever - cleverer-cleverest
2+ lettergrepen
more.... /most.....
beautiful - more beautiful- most beautiful
Slide 10 - Diapositive
Vergelijkingen
Onregelmatige vergelijkingen
Sommige woorden hebben hele andere vormen.
I am good at playing games on the computer, my daughter is better than me, and my husband is the best.
Leer deze uit je hoofd blz 51
Slide 11 - Diapositive
Vergelijkingen
Soms kom je erachter tijdens het dingen vergelijken dat iets net zo .... is als het ander. Of je wil even simpel zeggen dat iets niet zo.... is als iets anders.