$3 THV Taalverandering + HV Grammatica $6 zelfst. ww+hulpww

Cursus 4 Taal $ 3
 Taalverandering

Doel:
  • Je leert hoe taal verandert.


1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Cursus 4 Taal $ 3
 Taalverandering

Doel:
  • Je leert hoe taal verandert.


Slide 1 - Diapositive

Wat weet je over taalverandering?

Slide 2 - Question ouverte

Wat zijn leenwoorden?

Slide 3 - Question ouverte

              Cursus 4 Taal
              $3  Taalverandering
         
              T-H Maak alle opdrachten

              
              H-V -> instructie Grammatica $6 zww + hww
              Maak alle opdrachten
              Klaar -> Cursus 4 Taal $3 Taalverandering

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Bekijk de volgende zin:
Bij het tankstation heeft de chauffeur een krant gekocht.

In deze zin is gekocht een zelfstandig werkwoord (zww). 
Een zelfstandig werkwoord zegt wat iets of iemand doet (werken, gamen, blaffen) of overkomt (krijgen, struikelen). Het heeft een duidelijke betekenis.

De persoonsvorm heeft is een hulpwerkwoord (hww). 
Hulpwerkwoorden komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord. Ze ‘helpen’ om het gezegde te maken: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen.

Slide 6 - Diapositive

Zo herken je het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord

Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord (= de persoonsvorm) staat, is dat ene werkwoord een zelfstandig werkwoord:
Vanavond eten we pizza met zalm.

Als er meer werkwoorden in de zin staan, staat ergens achter in de zin één zww.        
Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoorden (hww):

Vanavond kunnen we pizza met zalm eten.
Vanavond zouden we pizza met zalm kunnen eten.




Slide 7 - Diapositive

Noteer 3 leenwoorden

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het zelfstandig werkwoord?

Tijdens het concert heeft het publiek uit volle borst meegezongen.
A
concert
B
heeft
C
volle
D
meegezongen

Slide 9 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord?

Tijdens het concert heeft het publiek uit volle borst meegezongen.
A
concert
B
heeft
C
volle
D
meegezongen

Slide 10 - Quiz