Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je hoe je onderscheid kunt maken tussen zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden
Slide 2 - Diapositive
Bekijk de volgende zin:
– Bij het tankstation heeft de chauffeur een krant gekocht.
In deze zin is gekocht een zelfstandig werkwoord (zww).
Een zelfstandig werkwoord zegt wat iets of iemand doet (werken, gamen, blaffen) of overkomt (krijgen, struikelen). Het heeft een duidelijke betekenis.
Slide 3 - Diapositive
De persoonsvorm heeft is een hulpwerkwoord (hww).
Hulpwerkwoorden komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord.
Ze ‘helpen’ om het gezegde te maken: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen.
Slide 4 - Diapositive
Zo herken je het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord
Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord (= de persoonsvorm) staat, is dat ene werkwoord een zelfstandig werkwoord:
Vanavond eten (zww) we pizza met zalm.
Slide 5 - Diapositive
Als er meer werkwoorden in zo’n zin staan, staat ergens achter in de zin één zelfstandig werkwoord.
Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoorden:
Vanavond kunnen (hww) we pizza met zalm eten (zww).
Vanavond zouden (hww) we pizza met zalm kunnen (hww) eten (zww).
Slide 6 - Diapositive
apps.noordhoff.nl
Slide 7 - Lien
Laat van elke zin steeds de persoonsvorm weg tot je nog maar één werkwoord overhoudt. De werkwoorden mag je vervoegen. Welk werkwoord houd je over? Nika heeft haar spreekbeurt over ruimtevaart zorgvuldig kunnen voorbereiden.
Slide 8 - Question ouverte
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord is. Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.
Slide 9 - Question ouverte
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord is. Voor een Elfstedentocht moet het echt veel harder gaan vriezen.
Slide 10 - Question ouverte
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord is. Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?
Slide 11 - Question ouverte
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord is. De buurvrouw zal echt wel voor je plantjes willen zorgen.
Slide 12 - Question ouverte
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord is. In de nieuwe pizzeria zou Pieter heerlijk gegeten hebben.
Slide 13 - Question ouverte
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord is. De volgende keer moet Luuk de afwas zorgvuldiger doen.
Slide 14 - Question ouverte
Ik weet wat een hulpwerkwoord en een zelfstandigwerkwoord is en kan dit in een zin aangeven.
😒🙁😐🙂😃
Slide 15 - Sondage
Laat van elke zin steeds de persoonsvorm weg tot je nog maar één werkwoord overhoudt. De werkwoorden mag je vervoegen. Welk werkwoord houd je over? De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd.
Slide 16 - Question ouverte
Aan de slag
Slide 17 - Diapositive
Gebruik de theorie voor het maken van de opdrachten
Maken:
Grammatica § 6
blz. 214
opdr. 1 t/ m 6
Alleen als er staat: onderstreep, omcirkel dan mag het met potlood in je werkboek
Slide 18 - Diapositive
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................