Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Werkwoordspelling
Slide 1 - Diapositive
Schrijf zoveel mogelijk voltooid deelwoorden op.
Slide 2 - Carte mentale
Wanneer eindigt een voltooid deelwoord op een 'd' en wanneer op een 't'?
Slide 3 - Question ouverte
Wat doe je als je het niet kunt horen, omdat zowel een 't' als een 'd' goed klinkt?
Slide 4 - Question ouverte
Let op! Soms lijkt een werkwoord op een voltooid deelwoord, maar dan is het de persoonsvorm.
Slide 5 - Diapositive
Volgende slide: 'In welke zinnen is het rode woord een voltooid deelwoord?'
Slide 6 - Diapositive
1. Ik heb een groene pen gebruikt. 2. Hij gebruikt altijd een groene pen. 3. Het gebeurt erg vaak. 4. Het is erg vaak gebeurd. 5. Hij heeft zijn auto verkocht. 6. Hij verkocht gisteren zijn auto.
Slide 7 - Diapositive
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde
Slide 8 - Quiz
Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente
Slide 9 - Quiz
Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 10 - Quiz
Kies het juiste werkwoord:
"Het vliegtuig ..."
A
land
B
landt
C
lant
Slide 11 - Quiz
Toen hij gisteren niet (antwoorden) (zuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- zuchtte
B
antwoordde, zuchtte
C
antwoordde-zuchte
D
antwoorde-zuchte
Slide 12 - Quiz
(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt
Slide 13 - Quiz
Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind
Slide 14 - Quiz
Welke drie dingen heb je geleerd tijdens deze les?