Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Werkwoordspelling
Slide 1 - Diapositive
Wat is een voltooid deelwoord? En geef een voorbeeld.
Slide 2 - Question ouverte
Wanneer eindigt een voltooid deelwoord op een 'd' en wanneer op een 't'?
Slide 3 - Question ouverte
Wat doe je als je het niet kunt horen, omdat zowel een 't' als een 'd' goed klinkt?
Slide 4 - Question ouverte
't Sexy Fokschaap
Slide 5 - Diapositive
Let op! Soms lijkt een werkwoord op een voltooid deelwoord, maar dan is het de persoonsvorm.
Slide 6 - Diapositive
Volgende slide:
'In welke zinnen is het rode woord een voltooid deelwoord?'
Slide 7 - Diapositive
1. Ik heb een groene pen gebruikt. 2. Hij gebruikt altijd een groene pen. 3. Het gebeurt erg vaak. 4. Het is erg vaak gebeurd. 5. Hij heeft zijn auto verkocht. 6. Hij verkocht gisteren zijn auto.
Slide 8 - Diapositive
In welke zinnen was het rood gedrukte woord een voltooid deelwoord?
A
1, 3 en 6
B
1, 3, 4 en 6
C
1, 4 en 5
D
1, 3 en 5
Slide 9 - Quiz
1. Ik heb een groene pen gebruikt. 2. Hij gebruikt altijd een groene pen. 3. Het gebeurt erg vaak. 4. Het is erg vaak gebeurd. 5. Hij heeft zijn auto verkocht. 6. Hij verkocht gisteren zijn auto.
Slide 10 - Diapositive
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde
Slide 11 - Quiz
Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente
Slide 12 - Quiz
Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 13 - Quiz
Kies het juiste werkwoord:
"Het vliegtuig ..."
A
land
B
landt
C
lant
Slide 14 - Quiz
Engelse werkwoorden - Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette
Slide 15 - Quiz
Toen hij gisteren niet (antwoorden), (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte
Slide 16 - Quiz
(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt
Slide 17 - Quiz
Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind
Slide 18 - Quiz
Vorig jaar …… Mark zijn laptop opnieuw (updaten).
A
update
B
updaten
C
updatete
D
updateten
Slide 19 - Quiz
Engelse werkwoorden:
Laat bij de Engelse uitspraak -e staan, als je anders uitspraakproblemen krijgt.
Engelse werkwoorden die op zijn Engels worden uitgesproken, houden de dubbele medeklinker zoals paintballde (grilde niet).
Slide 20 - Diapositive
Welke dingen begreep je nog niet zo goed?
Slide 21 - Question ouverte
Aan de slag!
Maak opdracht 7 en 8 van spelling.
Klaar? Ga naar de online methode en oefen daar met de onderdelen die je lastig vindt!