Lesson 4 (present perfect + place adverbs)

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

3K

Today

- Practise words

- Explanation grammar

- Exercises

Practise words

- Go to Learnbeat

- Woordjes

- Klik op Engels

- Oefen de woordjes van Unit 2

present perfect

Present Perfect

Voltooid tegenwoordige tijd

Present perfect

iets wat in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is.

Has/have + voltooid deelwoord

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?

1. Ze woont daar nog
2. Ze woont nu ergens anders

Wanneer gebruik je de present perfect?

• Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.

Mary has worked at the market for 5 years now.

Bill and Kate have been friends since 2011.

Wanneer gebruikje de present perfect?

• Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:

Sharon has broken her leg (now she can't walk)

Jim has lost his keys ( now he can't open the door)

Gwen has eaten too much (now she feels sick)

Wanneer gebruik je de present perfect?

• Om te praten over ervaringen to  nu toe:

I have never been too America.

Have you ever been to America?

I've never swum with dolphins.

She has never run a marathon.

Hoe maak je de present perfect?

• Have / has + voltooid deelwoord
  
  
• I have lived here for ten years.
  
  
• She has known him since 2011.
  

I

You

He/She/It

We

You

They

have 

have

have 

have 

have 

has

                       Present perfect

        have / has + voltooid deelwoord

Wat is dan het voltooid deelwoord?

er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 

                                                           

                                                  onregelmatige werkwoorden

1

2

           

             regelmatige werkwoorden       

1

werkwoord + -ed

play - played

walk - walked

work - worked

want - wanted

           

             onregelmatige werkwoorden

2

Het derde woord uit de rijtjes 

To do - did - done

to fly - flew - flown

to fight - fought - fought

Vragen maken in de present perfect

zet have/has aan het begin van de zin

vb

• he has eaten at a restaurant
• has he eaten at a restaurant?

He ......................... ( play)

1. have played
2. has played

I ........................(work) very hard.

1. has worked
2. have worked

Welke zin staat in de present perfect?

1. She has a cat.
2. She has had her cat for 9 years.

Welke zin staat in de present perfect?

1. I lived in Amsterdam.
2. I have lived in Amsterdam since I was 18.

You.......................(walk) to Germany

1. Has walked
2. Have walked
3. Has walk
4. Have to walk

Hoe vorm je de Present Perfect?

1. stam + ED
2. met het derde rijtje van de irregular verbs
3. stam + S bij he / she / it
4. met has / have + voltooid deelwoord

Which sentence is the present perfect?

1. I bought a dog
2. I have bought a dog
3. I buy a dog
4. I am buying a dog

Which sentence is the present perfect?

1. He lives here for ten years
2. He lived here for ten years
3. He has lived here for ten years
4. He is living here for ten years

Welke zin staat in de Present Perfect?

1. She goes home at 8 o'clock.
2. He fell off his bike.
3. She has caught ten balls so far.
4. They worked all day yesterday.

Maak present perfect:
I ask.

Present perfect:
I walk to school

Ik weet hoe ik de present perfect moet gebruiken in een zin

😒🙁😐🙂😃

Grammar: place adverb

Adverbs zijn bijwoorden. 

Deze geven aan hoe vaak iets gebeurt.

Grammar: adverbs of frequency

Adverbs of frequency: always, never, sometimes, often etc. 

1. Als er een vorm van 'to be' (am/are/is/was/were) staat. Dan komt het bijwoord er achter.

Melanie is always late. 

2. Bijwoorden van frequentie komen voor het hoofdwerkwoord.

Melanie never drinks coffee.

Waar plaats je een Adverb of Frequency?

1. Voor een vorm van to be (am/are/is)
2. Na een vorm van to be (am/are/is)

Waar plaatsen we adverbs of frequency?

1. Always I play football.
2. I always play football.
3. I play always football.
4. I play football always.

Waar plaats je een Adverb of Frequency?

1. She is always late.
2. Always she is late.
3. She is late always.
4. She always is late.

Adverbs of frequency

Position in sentence:

before the verb

--> I always eat bread for lunch.

BUT after to be

--> I am never late!

Ik weet waar het bijwoord in de zin wordt geplaatst.

😒🙁😐🙂😃

Exercises

- Go to your Study planner in Learnbeat

- Do the exercises I have selected for you

Klaar? -> oefen de woordjes