exordium 13

Etenim quid aliud hoc iudicio temptatur, nisi ut id fieri liceat?

etenim = want
tempto = proberen
licet = het is toegestaan (basiswoord!)
fio = gebeuren (basiswoord!)

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Etenim quid aliud hoc iudicio temptatur, nisi ut id fieri liceat?

etenim = want
tempto = proberen
licet = het is toegestaan (basiswoord!)
fio = gebeuren (basiswoord!)

Slide 1 - Diapositive

temptatur is de pv van de hoofdzin. Hoe moet je temptatur vertalen?
A
moge hij proberen
B
hij probeert
C
moge er geprobeerd worden
D
er wordt geprobeerd

Slide 2 - Quiz

Wat is het onderwerp?
A
quid
B
quid aliud
C
hoc
D
hoc iudicio

Slide 3 - Quiz

ut .... liceat. liceat is hier een
A
coniunctivus finalis
B
coniunctivus consecutivus

Slide 4 - Quiz

liceat is een coniunctivus omdat
A
het een afhankelijke vraag is
B
het een onzekerheid is
C
het volgt op nisi
D
het volgt op ut

Slide 5 - Quiz

Na liceat volgt een a.c.i. Noteer deze

Slide 6 - Question ouverte

Etenim quid aliud hoc iudicio temptatur, nisi ut id fieri liceat?
vertaal:

Slide 7 - Question ouverte

Accusant ii, qui in fortunas huius invaserunt
causam dicit is, cui praeter calamitatem nihil reliquerunt.
accuso - aanklager zijn
ii = ei
fortunae - vermogen
huius - aanwijzend vnw, verwijst naar S. Roscius
invado - zich toe-eigenen
causam dico - zich verdedigen
praeter + acc. - behalve (basiswoord)
calamitas - rampspoed
nihil - niets (basiswoord)


Slide 8 - Diapositive

ii = ei. Van welk woord komt dit?

Slide 9 - Question ouverte

huius is een aanwijzend voornaamwoord. welke naamval?
A
nom.
B
gen.
C
dat.
D
acc.

Slide 10 - Quiz

cui . Hoe vertaal je een betrekkleijk voornaamwoord in de dativus ook al weer?
A
aan/voor die
B
aan/voor wie
C
die
D
met wie

Slide 11 - Quiz

Hoe vertaal je reliquerunt?
A
zij laten achter
B
zij hebben achtergelaten
C
zij hadden achtergelaten

Slide 12 - Quiz

vertaal: Accusant ii, qui in fortunas huius invaserunt,
causam dicit is, cui praeter calamitatem nihil reliquerunt

Slide 13 - Question ouverte

Accusant ii, quibus occidi patrem Sex.Rosci bono fuit,
causam dicit is, cui non modo luctum mors patris attulit, verum etiam egestatem
occido - doden (basiswoord)
bono sum + dat. - voordelig zijn voor
non modo... verum etiam- niet alleen...maar ook
affero - meebrengen (basiswoord)
luctus - verdriet
egestas - armoede

Slide 14 - Diapositive

quibus: welke naamval en functie?
A
dativus, veroorzaakt door 'bono fuit'
B
ablativus, veroorzaakt door 'bono fuit'
C
nominativus, onderwerp
D
dativus, betrekkelijk voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

Van 'bono fuit' is ook een a.c.i. afhankelijk (occidi patrem). Hoe vertaal je die?
A
.. dat de vader doodde
B
... dat de vader had gedood
C
... dat de vader werd gedood
D
...dat de vader was gedood

Slide 16 - Quiz

wat is het onderwerp van betr.bijzin 'cui... egestatem'?

A
cui
B
luctum
C
mors
D
egestatem

Slide 17 - Quiz

Accusant ii, quibus occidi patrem Sex.Rosci bono fuit,
causam dicit is, cui non modo luctum mors patris attulit, verum etiam egestatem

Slide 18 - Question ouverte

accusant ii, qui hunc ipsum iugulare summe cupierunt
causam dicit is, qui etiam ad hoc ipsum iudicium cum praesidio venit
iugulo - de hals doorsnijden
summe - in de hoogste mate
cupierunt = cupiverunt (basiswoord)
praesidium = gewapende escorte
ipse - 1. (hij) zelf 2. juist (basiswoord)

Slide 19 - Diapositive

hunc ipsum. Welke naamval en functie?
A
nominativus, subj.
B
accusativus, bwb.
C
accusativus, obj.
D
gen.pl., bvb

Slide 20 - Quiz

cum + abl. betekent
A
toen
B
wanneer
C
omdat
D
(samen) met

Slide 21 - Quiz

vertaal: accusant ii, qui hunc ipsum iugulare summe cupierunt,
causam dicit is, qui etiam ad hoc ipsum iudicium cum praesidio venit

Slide 22 - Question ouverte

ne hic ibidem ante oculos vestros trucidetur
hic ibidem - juist hier
trucido - afslachten
ante + acc. - voor

Slide 23 - Diapositive

ne + coni. in de bijzin geeft altijd aan:
A
een doel
B
een gevolg
C
een wens
D
een mogelijkheid

Slide 24 - Quiz

vertaal: ne hic ibidem ante oculos vestros trucidetur

Slide 25 - Question ouverte

denique accusant ii, quos populus poscit
causam dicit is, qui unus relictus ex illorum nefaria caede restat.
posco- (op)eisen (basiswoord); hier : om te bestraffen
unus - een, (als) enige, alleen (basiswoord)
nefarius - gewetenloos, misdadig
caedes- moord, slachting (basiswoord)
resto - overblijven, nog in leven zijn

Slide 26 - Diapositive

wie / wat is het onderwerp in de bijzin quos populus poscit?
A
quos
B
populus
C
het onderwerp zit in de pv

Slide 27 - Quiz

'unus' moet je praedicatief vertalen. Met welk voorzetsel doe je dat vaak?
A
met
B
als
C
dan

Slide 28 - Quiz

welke werkwoordsvorm is relictus?
A
ppa
B
ppp
C
inf.
D
g.vum

Slide 29 - Quiz

Hoe vertaal je relictus dan?
A
overgebleven
B
over te blijven
C
overblijvend
D
moet overblijven

Slide 30 - Quiz

nefarius is een bijv.nw. Waarmee congrueert het?
A
unus
B
ex
C
illorum
D
caede

Slide 31 - Quiz

wie wordt er bedoeld met illorum
A
de aanklagers
B
de verdedigers
C
de rechters
D
de toehoorders

Slide 32 - Quiz

vertaal: denique accusant ii, quos populus poscit,
causam dicit is, qui unus relictus ex illorum nefaria caede restat.

Slide 33 - Question ouverte

relictus.. restat. welk stilistisch middel?
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie

Slide 34 - Quiz