Na deze les weet je hoe je persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden kunt herkennen en gebruiken
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
W
Na deze les weet je hoe je persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden kunt herkennen en gebruiken
Slide 1 - Diapositive
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Grammatica paragraaf 8
1 thavo
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Bekijk de volgende zin:
– Lieke zegt dat ze altijd met haar moeder naar de tandarts gaat.
In deze zin zijn ze en haar voornaamwoorden.
Ze wijzen allebei terug naar Lieke.
Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar personen, dieren of dingen. Er zijn verschillende soorten voornaamwoorden.
Slide 7 - Diapositive
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon of ding aan: ze gaat naar de tandarts; hij is nogal lui zij zijn een dagje weg deze vulpen is van mij.
Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is.Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: met haar moeder; jouw; nieuwe tas onze; vrienden dit is mijn vulpen.
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Let op: het woord het is persoonlijk voornaamwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort en wel een duidelijke betekenis heeft:
- Dit verhaal is heel interessant, dus ik heb het (= dit verhaal) met aandacht gelezen.
In het schema zie je dat je, haar, ons, jullie en hun zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord kunnen zijn.
Je kunt de woordsoort bepalen door het woord te vervangen.
Slide 10 - Diapositive
Een persoonlijk voornaamwoord kun je vervangen door hij of hem.
– Is deze auto van jullie (pers.vnw )? → Is deze auto van hem?
Een bezittelijk voornaamwoord kun je vervangen door zijn.
– Is dit je (bez.vnw) jas? → Is dit zijn jas?
Slide 11 - Diapositive
apps.noordhoff.nl
Slide 12 - Lien
Die van mij is stuk.
Is 'mij' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 13 - Quiz
Is ‘uw’ een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
A
persoonlijk
B
bezittelijk
Slide 14 - Quiz
Welk woord kan zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn?
A
hun
B
mijn
C
jullie
D
ze
Slide 15 - Quiz
Zijn pen doet het niet.
Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 16 - Quiz
Geef die taart maar aan mij.
Is 'mij' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 17 - Quiz
Is dat etui van jou?
Is 'jou' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 18 - Quiz
Het was zijn eigen schuld.
Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 19 - Quiz
Mijn fiets is gestolen!
Is 'mijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 20 - Quiz
Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord: Zij kijkt ons indringend aan.
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei
Slide 21 - Quiz
Maken:
Blz. 219
opdr. 1-2+4
Zet de paragraaf , bladzijde en opdracht in je schrift!
Slide 22 - Diapositive
Aan de slag
Slide 23 - Diapositive
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 24 - Diapositive
Gebruik bij het maken van de opdrachten de theorie op blz.216