M2 - Toetsvoorbereiding H1 GS
1 / 17
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Hoe heet het tijdvak van dit hoofdstuk?
A
Jagers en boeren
B
Regenten en vorsten
C
Grieken en Romeinen
D
Monniken en ridders
Slide 2 - Quiz
De planning voor de oorlog tegen Engeland. Wie gaat hierover?
A
De Staten-Generaal
B
Het gewest Holland
C
De regenten in Amsterdam
D
De raadspensionaris
Slide 3 - Quiz
De zoon van de burgemeester zegt: 'Ik word later ook burgemeester'.
Leg uit waarom dit zo is.
Leg uit waarom dit zo is.
Slide 4 - Question ouverte
Regenten
Burgers
Stadhouder
Handelaar van de VOC
Kleermaker
Burgemeester
Admiraal de Ruyter
Schipper van de WIC
Slide 5 - Question de remorquage
De grachtengordel van Amsterdam wordt uitgebreid. Wie beslist hierover?
A
De Staten-Generaal
B
Het bestuur van het gewest Holland
C
De Eerste Kamer
D
De Tweede Kamer
Slide 6 - Quiz
Leg uit: wat is handelskapitalisme?
Slide 7 - Question ouverte
Veel mensen vluchtten weg uit de Republiek vanwege de vervolgingen om geloof
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
De Republiek was een multiculturele samenleving.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
De VOC bedreef driehoekshandel met Afrika en Amerika.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Waar konden arme mensen in de Gouden Eeuw terecht voor armenzorg?
Slide 11 - Question ouverte
Tijdens de Gouden Eeuw kwamen veel rijke en geleerde mensen naar de Republiek.
Wat was GEEN reden om hier te komen?
Wat was GEEN reden om hier te komen?
A
Vrijheid van meningsuiting
B
Tolerantie van geloof
C
Goedkope huisvesting
D
De Republiek was rijk
Slide 12 - Quiz
De uitvinding van een sterke telescoop is van:
A
Christiaan Huygens
B
Joan Bleau
C
Spinoza
D
Hugo de Groot
Slide 13 - Quiz
De Atlas Maior (kaarten) waren van
A
Christiaan Huygens
B
Joan Bleau
C
Spinoza
D
Hugo de Groot
Slide 14 - Quiz
De VOC was vooral actief in:
A
In Azië
B
In Afrika
C
In Amerika
D
Rond de Oostzee
Slide 15 - Quiz
Het grootste gedeelte van de bevolking was rijk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Een is heel rijk geworden door de handel in specerijen. Hij laat een groot grachtenpand bouwen in de Gouden Bocht. Is hij een regent?
A
Hij is wel een regent
B
Hij is geen regent
