T3 herhaalles doel 3.1 t/m 3.4

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Bienvenue 

à la classe de français:

un petit creux

Doelen- en toetsoverzicht periode 3

Aan het eind van deze periode kan ik ...

3.1 vocabulaire: ... passende woorden gebruiken als ik uit eten ga in Franstalig gebied

3.2 vocabulaire: ... passende zinnen gebruiken als ik uit eten ga in Franstalig gebied

3.3 grammatica: ... het delend lidwoord gebruiken in Franse zinnen

3.4 grammatica: ... het werkwoord 'venir' (komen) gebruiken in de présent en de passé composé in Franse zinnen

3.5 schrijfvaardigheid: ... een eigen recept in het Frans schrijven

3.6 schrijfvaardigheid: ... een beoordeling van een restaurant in het Frans schrijven

3.1. SO GL5ABEF (17 feb)+ kennistoets GL5 (toetsweek)

3.2. SO GL5CG (17 mrt)+ kennistoets GL5 

3.3. kennistoets GL5 + toets  schrijfvaardigheid 

3.4. kennistoets GL5 + toets schrijfvaardigheid

3.5 en 3.6. toets schrijfvaardigheid (7 apr)

3.1-3.6 SO huiswerk

Wat doen we vandaag?

répéter but 3.1-3.4

vocabulaire, phrases-clés et grammaire 

La compétition entre les groupes

1 (un)	2 (deux)	3 (trois)	4 (quatre)	5 (cinq)
Jesse Janiek Timon Amber	Lisa Carlos Zoë Sanne Noa	Milan Hadassah Chris Ammely	Tim Thomas Salomé Sifra	Sophie Roos Rebecca Eva

Eén persoon logt namens de groep in met de groepsnaam

Le vocabulaire au restaurant

le vocabulaire au restaurant

1. Luister naar het woord
2. Overleg over de betekenis
3. steek als groep je vinger op (zittend, in stilte)
4. 1e? Geef je antwoord

                        Goed? 2 pnt

                        Niet goed? -1 pnt

   5. Tegelijk? Schrijf het antwoord op

10 woorden

Commander au restaurant

Maak een gesprekje tussen een ober en een klant. Hoe meer goede zinnen, hoe meer punten

Le grammaire du restaurant

Vul alleen het antwoord in:
Je voudrais _______ coca (m.ev.), s.v.p.

Je peux avoir ___________ mayonnaise (vr. ev.), s.v.p.?

Il y a ___________ noix (mv.) dans la salade?

J'aimerais _________ eau, s.v.p.

Présent VENIR (komen)

Ik kom                            je viens

jij komt                          tu viens

hij/zij/men komt       il/elle/on vient

wij komen                    nous venons

jullie komen/ 

u komt                            vous venez

zij komen                      ils/elles viennent

Passé composé VENIR

ik ben gekomen                   je suis venue

jij bent gekomen                 tu es venue

hij/zij/men is gekomen    il/elle/on est venues

wij zijn gekomen                 nous sommes venues

jullie zijn gekomen             vous êtes venues

zij zijn gekomen                   ils/ elles sont venues

LET OP:

m. ev = niets erbij

vr. ev = e erbij

m. mv = s erbij

vr. mv = es erbij

Vul aan met het werkwoord 'venir':
Je (présent)

1. viens
2. vient
3. viennent
4. venons

Vul aan met het werkwoord 'venir':
il (présent)

1. viens
2. vient
3. viennent
4. venons

Vul aan met het werkwoord 'venir':
nous (passé composé)

1. suis venu(e)
2. est venu(e)
3. sommes venu(es)
4. sont venu(es)

Vul aan met het werkwoord 'venir':
elle (passé composé)

1. suis venue
2. est venue
3. sommes venues
4. sont venues

Vul aan met het werkwoord 'venir':
vous (présent)

Vul aan met het werkwoord 'venir':
je (passé composé)

Au travail: les devoirs 

Faire (maken): 

• zorg dat alle opdrachten klaar zijn (zie hwcheck SOM)
  

Apprendre (leren):

• Grandes Lignes 5H (p. 43, of slim stampen)

Répéter (herhalen):

• Grandes Lignes 5ABCDEFG (p. 40 t/m 43, of slim stampen)

LET OP: ieder les doelencheck

                 SO GL5CG (do 17 maart)

Werk zachtjes, 

zodat iedereen zich kan concentreren

vraag zoveel mogelijk om hulp!

3.1. t/m 3.4

eerst samen doornemen

doel bereikt?

répéter but 3.1-3.4

vocabulaire, phrases-clés et grammaire 

Au revoir!