Spelling hf. 1 t/m 3, 2HAVO

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

2H: De Brug en hf. 1 t/m 3

In de volksmond bekend als 'de twee puntjes'

Leestekens (interpunctie)

• Na een zelfstandige mededelende zin komt een punt. 

Op vrijdag eten we altijd een patatje met.

•  Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin, gebruik je een komma.

Jesse is dol op patat, maar ik eet liever pizza.

• Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook.

Ik houd van pizza; mijn broer houdt van patat.

Als twee zinnen met elkaar samenhangen, vormt de tweede zin soms een verklaring of reden bij de eerste zin. In dat geval verbind je de zinnen met een dubbele punt.

Pieter was niet op het feestje: hij was ziek.

Leenwoorden

• Engelse leenwoorden
• Franse leenwoorden

Lees theorie op blz. 66 goed door. Niet te veel aandacht aan besteden voor toets.

Koppelteken 

• samenkoppelingen (zorgt voor overzicht): staakt-het-vuren
• samenstellingen waar 'botsende klinkers' ontstaan (uitspraak!): auto-ongeluk
• letters, cijfers, andere tekens, afkortingen en St of Sint: x-as, $-teken

Koppelteken 

• aardrijkskundige namen: Noord-Holland
• bepaalde voorvoegsels: oud-leerling
• tweede deel woord heeft hoofdletter: anti-Europees
• samenstelling van twee gelijkwaardige delen: zwart-wit

Weglatingsstreepje

Als je een deel van een woord kunt weglaten:

hoofd- en zijstraten

kerstbomen en -ballen

Samenstellingen met cijfers krijgen een streepje. Bijvoorbeeld :80-jarige, 65+-kaart,A4-formaat

1. Ja, dit is helemaal goed.
2. Nee, je schrijft: 80jarige, 65+kaart, A4formaat
3. Het mag allebei.

Samenstellingen met afkortingen, symbolen en aparte letter krijgen geen streepje. Bijvoorbeeld:@sign, 6pack, Tshirt

1. Dit klopt als een bus.
2. Alleen in hele zinnen.
3. Nee, je schrijft: @-sign, 6-pack, T-shirt

Een samenstelling die begint of eindigt met een afkorting, krijgt een koppelteken.
tv-kijker, kleuren-tv, IQ-test, pc-netwerk

1. Nee, het is kleurentv, IQtest en pcnetwerk.
2. Het mag allebei.
3. Dit is helemaal goed.

Er komt geen koppelteken bij samengestelde aardrijkskundige namen.
Middenamerika, Vlaamsbrabant, Zuidholland, Nieuwzeelander

1. Nee, het is Midden-Amerika, Vlaams-Brabant, Zuid-Holland ,Nieuw-Zeelander.
2. Dit klopt als een bus!
3. Het mag soms wel, soms niet.

Het volgende woord is correct gespeld:

1. nonactief
2. non-actief

Het volgende woord is correct gespeld:

1. ex-vriend
2. exvriend

Het volgende woord is correct gespeld:

1. Zuid-Holland
2. zuidholland

Het volgende woord is correct gespeld:

1. adjunctdirecteur
2. adjunct-directeur

Het volgende woord is correct gespeld:

1. binnen- en buitenland
2. binnen -en buitenland
3. binnen en buitenland

Het volgende woord is correct gespeld:

1. voor en nadelen
2. voor -en nadelen
3. voor- en nadelen

Het volgende woord is correct gespeld:

1. A4tje
2. A4'tje

Het volgende woord is correct gespeld:

1. logétje
2. logeetje
3. logé'tje

Het volgende woord is correct gespeld:

1. babytje
2. babietje
3. baby'tje

Het volgende woord is correct gespeld:

1. pc'tje
2. pctje
3. pc-tje

Het volgende woord is correct gespeld:

1. bureaus
2. bureau's

Het volgende woord is correct gespeld:

1. zilveren (een zilveren armband)
2. zilver (een zilver armband)

Het volgende woord is correct gespeld:

1. een nylonnen jas
2. een nylon jas

Het volgende woord is correct gespeld:

1. kopieren
2. kopiëren

Het volgende woord is correct gespeld:

1. kopieën
2. kopiën
3. kopien
4. kopieen

Werkwoordspelling oefenen

Hij (verkopen) mij een nieuwe scooter.

1. verkoopt
2. verkocht
3. verkoopd
4. verkopen

Wij zijn met een hele oude eend naar Frankrijk getuf....

1. getuft
2. getufd

De jonge merels (verlaten) vorige week het nest.

1. verlaten
2. verlaatten
3. verlatten
4. verlieten

Ik heb gisteren mijn trein gemis.....

1. gemist
2. gemisd

Hij (lachen) mij gisteren uit.

1. lachte
2. lachtte

(Worden) jij ook zo gek van dat gezeur?

1. Word
2. Wordt

Mijn vader heeft gisteren met mijn mentor getelefoneer....

1. getelefoneert
2. getelefoneerd

Tante Cor (braden) gisteren een rollade.

1. braad
2. braadt
3. braade
4. braadde

Hij (vertrouwen) mij niet.

1. vertrouwt
2. vertrouwd
3. vertrouwdt
4. vertrouwde

Hij heeft mij nooit (geloven).

1. gelooft
2. geloofd
3. geloofdt

Vroeger (hechten) ik daar geen waarde aan.

1. hechte
2. hechtde
3. hechtte
4. hechten

Vul in: Ik eet graag (............) noten.

1. gebrande
2. gebrandde

Vul in: De (.............) wond ging steeds open.

1. gehechte
2. gehechtte