Week 42 Formuleren H1

1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  •   H1 Formuleren 
  • uitleg theorie

Slide 2 - Diapositive

doel
  • Ik kan zinnen correct begrenzen.

Slide 3 - Diapositive

startopdracht 
  1. Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.
  2. Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima.

Opdracht:  Geef voor beide zinnen aan welke , een . moet zijn.
                        (invullen op de volgende dia's)

Slide 4 - Diapositive

Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.

Slide 5 - Question ouverte

Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima.

Slide 6 - Question ouverte

zinnen begrenzen
  • begin met een hoofdletter
  • eindig met een punt
  • in samengestelde zinnen: gebruik komma's, puntkomma's, dubbele punten om zinnen van elkaar te scheiden

Slide 7 - Diapositive

leestekens: punt
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken:

punt:      na een zelfstandige, mededelende zin
               Mijn fiets is kapot.


Slide 8 - Diapositive

leestekens: komma
Om twee zinnen samen te voegen tot een nieuwe (langere) zin.
Plaats van de komma:
  • tussen twee persoonsvormen: Als ik te laat kom, krijg ik straf.
  • voor verbindingswoorden (maar, omdat, want, terwijl...):
      Ik ben te laat, omdat mijn fiets kapot is.
  • voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is:                   We hebben een leuke les gehad, die lekker vlot verliep.



Slide 9 - Diapositive

leestekens: puntkomma
 -> Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen. 
 -> Je mag ook een punt gebruiken.
                 
Ik ga graag naar het buitenland op vakantie; ik vind Nederland maar saai.
Ik ga graag naar het buitenland op vakantie. Ik vind Nederland maar saai.


Slide 10 - Diapositive

leestekens: dubbele punt
Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen en de tweede zin een opsomming, uitleg of reden vormt bij de eerste zin.

Er zijn twee mogelijkheden: het gaat door of het gaat niet door.




Slide 11 - Diapositive

fouten bij begrenzen
  • Een bijzin wordt als losse zin geschreven:
          Ik was te laat op school. Omdat mijn fietsband lek was.

  • Twee zelfstandige zinnen worden ten onrechte samengevoegd:                               In de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door                          Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.


Slide 12 - Diapositive

Waarom zijn punten en hoofdletters belangrijk in een tekst?
Om de tekst mooier te maken
Om de tekst leesbaarder te maken

Slide 13 - Sondage

Leestekens
Leestekens verbeteren de leesbaarheid van teksten.

Er zijn veel verschillende leestekens.

Slide 14 - Diapositive

In welk antwoord is het hoofdlettergebruik goed toegepast?
A
Maart, Spanje, meneer De Vries
B
maart, Spanje, Meneer De Vries
C
Maart, Spanje, meneer de Vries
D
maart, Spanje, meneer De Vries

Slide 15 - Quiz

Een van de regels voor de komma is dat je het tussen twee persoonsvormen moet schrijven. In welk antwoord zie je die regel toegepast?
A
Ik wil vandaag echt niet naar buiten, want het regent keihard.
B
Als het zo blijft regenen, dan ga ik echt niet naar buiten vandaag.
C
In de herfst regent het, in de winter sneeuwt het vaak.
D
Als het straks niet meer regent, ga ik nog even snel naar de stad.

Slide 16 - Quiz

Trema  ¨
Een trema is een leesteken.

het komt ook voor in leenwoorden:

föhn, rösti 



Slide 17 - Diapositive

Wanneer gebruik je een trema?
Die twee stipjes boven een ë,  ï of ü (trema) schrijf je in een woord (geen samenstelling) als er een uitspraakprobleem dreigt: geïnspireerd, kopiëren, reünie.
Je moet dus weten of het om een samenstelling gaat of niet. 

Slide 18 - Diapositive

Een trema (ë, ï, ü)
Een trema schrijf je in een 'gewoon' woord; 
niet in een samenstelling. 
In een samenstelling schrijf je bij een uitspraakprobleem een koppelteken: enquête-uitslag. 

Slide 19 - Diapositive

In welk antwoord zijn de beide woorden géén samenstellingen?
A
skiër, lenteüi
B
knieën, naäpen
C
beïnvloedbaar, meeëten
D
rösti, vacuüm

Slide 20 - Quiz

In welke antwoord staan de woorden met trema goed geschreven?
A
skiër, lenteüi
B
knieën, naäpen
C
beïnvloedbaar, meeëten
D
rösti, vacuüm

Slide 21 - Quiz

Aan elkaar met koppelteken.
Aan elkaar zonder koppelteken.
theorie examen
milieu invloed
Zuid Holland
auto alarm
operatie assistent
interieur verzorger

Slide 22 - Question de remorquage

Bekijk het volgende filmpje
Bekijk het filmpje tot 1.15 (tot getallen aan elkaar schrijven). 

Slide 23 - Diapositive

0

Slide 24 - Vidéo

Hoe wordt het woord 'tot stand koming' in het filmpje geschreven?
A
tot standkoming
B
totstand koming
C
totstandkoming
D
tot stand koming

Slide 25 - Quiz

Hoe wordt in het filmpje het woord 'vier sterren hotel' geschreven?
A
viersterrenhotel
B
vier sterrenhotel
C
viersterren hotel
D
vier sterren hotel

Slide 26 - Quiz

Lees onderstaande antwoorden: wat is de juiste spelling? Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 27 - Quiz

Geef aan of het volgende woord goed of fout gespeld is:
flex-medewerkers.
A
goed
B
fout

Slide 28 - Quiz

koppelteken in samenstellingen
Een koppelteken (-) gebruik je:
- als je een uitspraakprobleem krijgt (klinkerbotsing)
- in een samenkoppeling (groepje woorden vormen samen 1 woord: kant-en-klaarpakket)
- bij een zn met een combinatie van cijfers, symbolen + een zn

Slide 29 - Diapositive

Bij welk antwoord zie je een klinkerbotsing?
A
kassa-lade
B
milieu-inspectie
C
web-based
D
bijna-ongeluk

Slide 30 - Quiz

Bij welk antwoord zie je een klinkerbotsing?
A
domino-effect
B
anti-Amerikaans
C
vwo-diploma
D
$-teken

Slide 31 - Quiz

koppelteken
Een koppelteken schrijf je: 
- bij aardrijkskundige namen in combinatie met een windrichting / midden / centrum (Midden-Nederland, Zuid-Limburg, Schiphol-Centrum)
-in een samenstelling met 2 gelijkwaardige delen: zwart-wit, sociaal-democraat

Slide 32 - Diapositive

In welk antwoord zie je een koppelteken bij twee gelijkwaardige delen?
A
on-Nederlands
B
leerling-bakker
C
oud-voorzitter
D
hotel-restaurant

Slide 33 - Quiz

In welk antwoord zie je het koppelteken bij twee gelijkwaardige delen?
A
extreem-rechts
B
ex-vriendin
C
Frans-Duits
D
zee-egel

Slide 34 - Quiz

Het koppelteken schrijf je: 
- in een samenstelling met St, of Sint (Sint-Bernardhond)
- in een samenstelling met een voorvoegsel: adjunctie-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud-
- als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft (on-Nederlands) 

Slide 35 - Diapositive

In welk antwoord zijn de samenstellingen goed gespeld?
A
politieacademie, gala-avond, anti-roker
B
lente-ui, zwart-wit, audiovisueel
C
Midden-Amerika, oud-sportman, adjunctdirecteur
D
$-teken, doe-het-zelver, intake-gesprek

Slide 36 - Quiz

In welk antwoord is de volgende regel correct toegepast: schrijf een koppelteken als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft.
A
Zuid-Amerikaanse
B
non-Binaire
C
anti-Russisch
D
mbo-Opleiding

Slide 37 - Quiz

Koppelteken
Sleep naar de goede plek.

WEL een koppelteken

NIET een koppelteken, aan elkaar.
Noord Brabant
tbs kliniek
koppel teken
baseball kaart

Slide 38 - Question de remorquage

Geef aan goed of fout:
Garage-eigenaar
A
Goed
B
Fout

Slide 39 - Quiz

Geef aan goed of fout gespeld:
Koffie-industrie.
A
Goed
B
Fout

Slide 40 - Quiz

Koppelteken is nodig vanwege het tweede deel van de samenstelling met een hoofdletter.
Fout beschreven. Geen koppelteken nodig.
Koppelteken is nodig vanwege het voorvoegsel.
Koppelteken is nodig vanwege klinkerbotsing.
havo-opleiding
mini-jurk
ex-man
studie-avond
pro-Amerikaans

Slide 41 - Question de remorquage

met koppelteken
zonder koppelteken
(aan elkaar)
oud voetballer
vwo diploma
amateur speler
non stop
© teken
Zuid Afrikaans
semi prof
mee eten
stage plaats
niet officieel

Slide 42 - Question de remorquage

met koppelteken
zonder koppelteken
(aan elkaar)
fiets ketting
havo leerling
boek verslag
zo even
carnavals hit
bagage afdeling
auto ongeluk
non stop
ultra links
pin code

Slide 43 - Question de remorquage

met koppelteken
zonder koppelteken
(aan elkaar)
zwart wit
    % teken
65+ kaart
pin code
Beuken laan
rooms katholiek
jij vorm
zee egel
pet fles
wifi code

Slide 44 - Question de remorquage

Geef aan welke woorden een trema nodig hebben, welke een koppelteken en welke correct gespeld zijn.
Correct gespeld
Trema nodig
Koppelteken nodig
financieel
antiaanbaklaag
skiongeluk
dietiste
melodieen
on Amerikaans
geupload

Slide 45 - Question de remorquage

In welk antwoord staan meerdere antwoorden die geen leesteken zijn?
Klik 1 antwoord aan.
A
punt, uitroepteken, aanhalingstekens
B
apostrof, hoofdletter, schuingedrukt
C
komma, vraagteken, doorlooppuntjes
D
apostrof, koppelteken, dubbele punt

Slide 46 - Quiz

In welk antwoord is het hoofdlettergebruik goed toegepast?
A
Maart, Spanje, meneer De Vries
B
maart, Spanje, Meneer De Vries
C
Maart, Spanje, meneer de Vries
D
maart, Spanje, meneer De Vries

Slide 47 - Quiz

In welk antwoord is het hoofdlettergebruik goed toegepast?
A
Maart, Spanje, meneer De Vries
B
maart, Spanje, Meneer De Vries
C
Maart, Spanje, meneer de Vries
D
maart, Spanje, meneer De Vries

Slide 48 - Quiz

doel
  • Ik kan zinnen correct begrenzen.

Slide 49 - Diapositive