5V week 2 les 1 article + chap 4 ex 1,2

de , d'
bepaald lidwoord
le, la, les
delend lidwoord
du, de la, de l', des
geen lidwoord
's middags
koffie
veel huiswerk
sommige leraren
blauwe ogen
geld nodig hebben
komende zaterdag
lekkere snoepjes
geen vrije tijd
1 / 11
suivant
Slide 1: Question de remorquage
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

de , d'
bepaald lidwoord
le, la, les
delend lidwoord
du, de la, de l', des
geen lidwoord
's middags
koffie
veel huiswerk
sommige leraren
blauwe ogen
geld nodig hebben
komende zaterdag
lekkere snoepjes
geen vrije tijd

Slide 1 - Question de remorquage

Testez vos connaissances sur Kahoot:

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Prenez votre livre B p 6

Slide 4 - Diapositive

5V chap 4 ex 1
Notez la traduction correcte des mots de l'exercice 1

Slide 5 - Carte mentale

un sou              -  een cent
sans compter - zonder te tellen
gérer                 - beheren
verser                - overmaken
épargner         -  sparen
émouvant       -  ontroerend
Stappenplan luisteren:
  • voorbereiden: bepaal onderwerp a.d.h. vragen
  • luisterdoel bepalen: gedetailleerde info of algemene inhoud
  • maak aantekeningen tijdens het luisteren. Signaalwoorden! 

Slide 6 - Diapositive

On va écouter une interview avec Marco
  • Lisez d'abord les questions de 2c et soulignez les mots-clés dans les questions
  • Remplissez les fiches de 2b

Slide 7 - Diapositive

Onderwerp:  geld
Voorspelling inhoud: Hoe je moet omgaan met geld?

Luisterdoel fragment 1: algemene inhoud  (waar/niet waar)
Luisterdoel fragment 2: algemene inhoud  (wat vertelt hij?)
Luisterdoel fragment 3:gerichte info (hoe hij anders z'n geld uitgeeft)

Slide 8 - Diapositive

Écoutes les fragments et notez ici les 3 lettres de tes réponses
5V chap 4 ex 2c

Slide 9 - Question ouverte

Lisez 2d et répondez aux questions. Notez les lettres
5V chap 4 ex 2d

Slide 10 - Question ouverte

Maintenant vous allez parler en duos sur vos revenus (inkomsten)  et de vos dépenses. 
  • Combien d'argent de poche?
  • D'autres revenus? (petit job?) 
  • Que fais-tu de ton argent? 
  • Tu épargnes?  Pour quelque chose de spécial? 

Slide 11 - Diapositive