V5_Taal

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Taal
Goed spellen en formuleren

Slide 4 - Diapositive

Deze les: formuleren
Waar doen we het voor?

Slide 5 - Diapositive

Opdracht bij de volgende vragen
Noteer het woord of het deel van de zin dat de stijlfout bevat en schrijf daarachter de verbetering.
In het examen krijg je hierover 14 opgaven

Slide 6 - Diapositive

1. De trainer distantieerde zich voor de uitspraken van zijn speler.

Slide 7 - Question ouverte

2. De vrouw werd met haar vraag van het kastje in het riet gestuurd.

Slide 8 - Question ouverte

3. Mensen met een laag eigenbeeld durven vaak niet mee te doen met de gymles.

Slide 9 - Question ouverte

4. Hij staat eigenlijk nooit stil voor de schoonheid van de natuur.

Slide 10 - Question ouverte

5. Anne was boos en typt een onaardig berichtje.

Slide 11 - Question ouverte

6. Klanten worden verzocht een winkelmandje mee te nemen.

Slide 12 - Question ouverte

7. Een groep dames renden tijdens de uitverkoop gillend naar binnen.

Slide 13 - Question ouverte

8. Wat is het verschil tussen een tautologie en een pleonasme?

Slide 14 - Question ouverte

9. De generaal vertelde dat in iedere vaste standaarduitrusting een zakmes verpakt zit.

Slide 15 - Question ouverte

10. Het was al reeds bekend dat ik niet mee zou doen!

Slide 16 - Question ouverte

Sinds zij de drugs niet zelf kunnen halen, moeten ze die wel van de lokale dealer betrekken.

Slide 17 - Question ouverte

Barbarismen
Woorden en uitdrukkingen die letterlijk uit een andere taal zijn vertaald.

Slide 18 - Diapositive

Barbarismen
Als regel beginnen we om 09:30 uur.
As a rule... --> In de regel
We gaan niet op vakantie, sinds we geen geld hebben.
since = aangezien

Slide 19 - Diapositive

12.Tevens vindt mijn manager ook dat ik de data-analyse beter zou moeten uitvoeren.

Slide 20 - Question ouverte

13. Uiteindelijk is iedereen gebaat van een betere uitleg door de vakdocenten tijdens de lessen.

Slide 21 - Question ouverte

14. De universiteit heeft zijn deuren gesloten vanwege een onverwachte brandoefening.

Slide 22 - Question ouverte

16. Deze week ga ik zeker een abonnement op de sportschool regelen en start ik aanstaande maandag met powerfit.

Slide 23 - Question ouverte

Onjuiste inversie  
  • Meestal in Hoofdzin: onderwerp voor PV
  • Omgekeerd: PV – Onderwerp = inversie

Slide 24 - Diapositive

Wanneer krijg je inversie?
  • Om vier uur gaan we in Overloon een ijsje halen. (start met ander zinsdeel)
  • Gaan we om vier uur in Overloon een ijsje halen? (vraagzin)
  • Als we klaar zijn, gaan we een ijsje halen in Overloon (start met een bijzin)

Slide 25 - Diapositive

Foutieve inversie
  • Inversie mag niet bij twee nevenschikkende zinnen
  • Nevenschikkende voegwoorden: En, maar, want, dus, of 
  • Voorbeeld:
    Ik lees de zin, maar zie ik de fout niet.
    --> Ga af op je taalgevoel!

Slide 26 - Diapositive

15. Gisteren is de redacteur persoonlijk bij ons langsgekomen. Omdat hij het pertinent niet eens was met de gemaakte keuzes.

Slide 27 - Question ouverte

16. Ik weet zeker dat ik aan hun wel kan vragen of ik de klopboor mag lenen.

Slide 28 - Question ouverte

17. Starend uit het raam, viel er een tak uit de boom

Slide 29 - Question ouverte

18. Nadat ik mijn opa en oma, die ook dit keer weer diverse maanden op vakantie gaan naar prachtige, warme oorden in de winter met hun luxe camper, uitgezwaaid had, ging ik naar school.

Slide 30 - Question ouverte

Tangconstructie
Tussen twee woorden die bij elkaar horen, plaats je veel andere informatie. Voorbeeld:
Terwijl we in de wachtkamer rustig op onze beurt zaten te wachten, werd er een door een dolle hond in zijn been gebeten man binnengebracht, die natuurlijk voor ging.

Slide 31 - Diapositive

Tangconstructie: verbeteren
  • Terwijl we in de wachtkamer rustig op onze beurt zaten te wachten, werd er een door een dolle hond in zijn been gebeten man binnengebracht, die natuurlijk voor ging.
  • Terwijl we in de wachtkamer rustig op onze beurt zaten te wachten, werd er een man binnengebracht die door een dolle hond in zijn been gebeten was . Natuurlijk ging hij voor.

Slide 32 - Diapositive

19. Onze docenten wensen ons een hele fijne kerstvakantie

Slide 33 - Question ouverte

20. Ik heb niet geleerd voor Nederlands doordat ik naar tennisles moest.

Slide 34 - Question ouverte

lastige woordparen blz. 186-188 
Verschil in betekenis:
  • Dit is een heel lekkere appel.
  • Dit is een hele lekkere appel.
  • Omdat geeft een reden aan
  • Doordat een oorzaak
  • Het regent. Daarom trek ik mijn regenbroek aan.
  • Het regent. Daardoor ben ik kletsnat geworden.

Slide 35 - Diapositive

stijlmiddelen
Welk stijlmiddel is gebruikt? Kies uit de volgende: anticlimax – eufemisme– hyperbool – paradox – repetitio – retorische vraag – woordspeling - litotes - understatement - ironie
Let op: op blz 144-145 vind je alle retorische middelen die bij deze vraag  voor kunnen komen. Bij iedere toets kunnen er boven de vraag andere retorische middelen staan. Eén antwoord  kan vaker ingevuld worden.

Slide 36 - Diapositive

anticlimax 
Een opsomming (enumeratie) waarvan de betekenissen in kracht afnemen. Het is het tegenovergestelde van een climax.
Voorbeeld:
Hij is wereldberoemd, nou ja... in Nederland, in onze stad dan. Ik bedoel: ik heb van hem gehoord.

Slide 37 - Diapositive

1. Gisteren viel de regen echt met bakken uit de lucht.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
woordspeling
D
paradox

Slide 38 - Quiz

2. Directeuren die binnen zijn, wonen in veel gevallen buiten.
A
woordspeling
B
paradox
C
hyperbool

Slide 39 - Quiz

3. De koning en koningin hebben best
een leuk stulpje.

A
Paradox
B
Understatement
C
Litotes
D
Eufemisme

Slide 40 - Quiz

4. 'Dit smaakt niet verkeerd', zei de gast tegen de kok van het restaurant.
A
Litotes
B
Hyperbool
C
Antithese
D
Paradox

Slide 41 - Quiz

5. Helaas is hij niet meer onder ons.
A
Litotes
B
Hyperbool
C
Ironie
D
Eufemisme

Slide 42 - Quiz