Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Taal: spelling en formuleren
Slide 1 - Diapositive
Opdracht bij de volgende vragen
Noteer het woord of het deel van de zin dat de stijlfout bevat en schrijf daarachter de verbetering.
In de toets krijg je hierover 14 opgaven
Slide 2 - Diapositive
Tevens vindt mijn manager ook dat ik de data-analyse beter zou moeten uitvoeren.
Slide 3 - Question ouverte
Uiteindelijk is iedereen gebaat van een betere uitleg door de vakdocenten tijdens de lessen.
Slide 4 - Question ouverte
De universiteit heeft zijn deuren gesloten vanwege een onverwachte brandoefening.
Slide 5 - Question ouverte
Gisteren is de redacteur persoonlijk bij ons langsgekomen. Omdat hij het pertinent niet eens was met de gemaakte keuzes.
Slide 6 - Question ouverte
Deze week ga ik zeker een abonnement op de sportschool regelen en start ik aanstaande maandag met powerfit.
Slide 7 - Question ouverte
Onjuiste inversie
Meestal in Hoofdzin: onderwerp voor PV
Omgekeerd: PV – Onderwerp = inversie
Slide 8 - Diapositive
Wanneer krijg je inversie?
Om vier uur gaan we in Overloon een ijsje halen. (start met ander zinsdeel)
Gaan we om vier uur in Overloon een ijsje halen? (vraagzin)
Als we klaar zijn, gaan we een ijsje halen in Overloon (start met een bijzin)
Slide 9 - Diapositive
Foutieve inversie
Inversie mag niet bij twee nevenschikkende zinnen
Nevenschikkende voegwoorden:
En, maar, want, dus, of
Voorbeeld: Ik lees de zin, maar zie ik de fout niet. --> Ga af op je taalgevoel!
Slide 10 - Diapositive
Ik weet zeker dat ik aan hun wel kan vragen of ik de klopboor mag lenen.
Slide 11 - Question ouverte
Starend uit het raam, viel er een tak uit de boom
Slide 12 - Question ouverte
Nadat ik mijn opa en oma, die ook dit keer weer diverse maanden op vakantie gaan naar prachtige, warme oorden in de winter met hun luxe camper, uitgezwaaid had, ging ik naar school.
Slide 13 - Question ouverte
Tangconstructie
Tussen twee woorden die bij elkaar horen, plaats je veel andere informatie. Voorbeeld:
Terwijl we in de wachtkamer rustig op onze beurt zaten te wachten, werd er een door een dolle hond in zijn been gebeten man binnengebracht, die natuurlijk voor ging.
Slide 14 - Diapositive
Tangconstructie: verbeteren
Terwijl we in de wachtkamer rustig op onze beurt zaten te wachten, werd er een door een dolle hond in zijn been gebeten man binnengebracht, die natuurlijk voor ging.
Terwijl we in de wachtkamer rustig op onze beurt zaten te wachten, werd er een man binnengebracht die door een dolle hond in zijn been gebeten was . Natuurlijk ging hij voor.
Slide 15 - Diapositive
Onze docenten wensen ons een hele fijne kerstvakantie
Slide 16 - Question ouverte
lastige woordparen blz. 186-188
Verschil in betekenis:
Dit is een heel lekkere appel.
Dit is een hele lekkere appel.
Slide 17 - Diapositive
stijlmiddelen
Welk stijlmiddel is gebruikt? Kies uit de volgende: anticlimax – eufemisme– hyperbool – paradox – repetitio – retorische vraag – woordspeling.
Let op: op blz 144-145 vind je alle retorische middelen die bij deze vraag voor kunnen komen. Bij iedere toets kunnen er boven de vraag andere retorische middelen staan. Eén antwoord kan vaker ingevuld worden
Slide 18 - Diapositive
anticlimax
Een opsomming (enumeratie) waarvan de betekenissen in kracht afnemen. Het is het tegenovergestelde van een climax.
Voorbeeld:
Hij is wereldberoemd, nou ja... in Nederland, in onze stad dan. Ik bedoel: ik heb van hem gehoord.
Slide 19 - Diapositive
Gisteren viel de regen echt met bakken uit de lucht.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
woordspeling
D
paradox
Slide 20 - Quiz
Directeuren die binnen zijn, wonen in veel gevallen buiten.