07. H5 Meewerkend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Grammatica - zinsdelen

Hoofdstuk 5 - Meewerkend voorwerp

Wat ken ik en wat kan ik?

• Je weet hoe je zinsdelen kunt vinden (strepen zetten).
• Je kan de pv, ow, wwg, lv en het mv uit de zin benoemen.

Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp (LV) komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat overkomt of ondergaat.

Zo vind je het lijdend voorwerp

1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde

2. Stel de vraag: wie/ wat + gezegde+ onderwerp

• niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
• een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Lijdend voorwerp

1N maakt altijd het huiswerk  (wat maakt 1H?)

De meiden gooiden propjes (wat gooiden de meiden?)

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Liet Mats de bus voor zijn neus wegrijden?

1. Mats
2. de bus
3. voor zijn neus
4. wegrijden

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Straks gaat de buurman zijn zoon naar school brengen.

1. Straks
2. de buurman
3. zijn zoon
4. naar school

H5: Meewerkend voorwerp (MV)

- Het meewerkend voorwerp zoek je NA het lijdend voorwerp

- Het meewerkend voorwerp is/zijn meestal een persoon/personen. 

- Het meewerkend voorwerp ontvangt iets, verneemt iets of er wordt iets van afgenomen.

- Controle: 'aan' moet je kunnen toevoegen of kunnen weglaten.

Let op:

Het zinsdeel begint dus niet altijd met aan of voor, maar dan moet je het er wel voor kunnen denken. Soms moet je de zin dan een beetje veranderen.

VB

Heb jij hem het cadeau gegeven?

Heb jij het cadeau aan hem gegeven?

Heb jij aan hem het cadeau gegeven? 

Mijn moeder

geeft

mij

een glas ranja

onderwerp

persoonsvorm

meewerkend voorwerp

lijdend

voorwerp

Dylano gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'aan de leraar'?

1. persoonsvorm
2. lijdend voorwerp
3. onderwerp
4. meewerkend voorwerp

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
'mijn scooter' =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

En nu?

Toepassen maar!

We gaan werken in tweetallen.

Maak samen zinnen met de zinsdelen in exact deze volgorde:

samen: ow-pv/wg - lv

a) ow - pv/wg - lv - mv

b) ow - pv/wg - mv - lv - wg

c) pv/wg - ow - mv - lv - wg?

d) mv - pv/wg - ow - lv

Aan de slag!

• Maak opdracht 1 t/m 4 op pagina 149 van je boek. Werk je online? Gebruik dan deze link.
• De eerste tien minuten werken we in stilte.
• Klaar? Dan mag je werken aan de poëzie- of boekenopdracht.