wonder les 2: personages (genre)

Nederlands

Wonder les 2


 P1 2020-2021
:
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Wonder les 2


 P1 2020-2021
:

Slide 1 - Diapositive

Choose kind

Om Wonder  is in Amerika niet voor niets een hoop te doen geweest. Er werd een grote actie tegen pesten op touw gezet (Choose Kind) en kinderen met een vergelijkbare afwijking spreken zich in weblogs uit.

Slide 2 - Diapositive

0

Slide 3 - Vidéo

Niet-realistisch
Realistisch

Slide 4 - Diapositive

Dus...
Bij zowel realistische fictie als niet-realistische fictie zal de schrijver ervoor zorgen dat je je kunt inleven in het verhaal.
Jij moet inschatten of het echt kan gebeuren of niet... 

Slide 5 - Diapositive

“Het steile bergpad had hem ongeveer de halve dag gekost. De zon begon net achter de berg te verdwijnen toen hij het hoogste punt bereikte. Opeens voelde hij een reusachtige windvlaag langs zijn armen strijken en hoorde hij een luid gebrul. Hij keek omhoog en zag een zwarte draak die hem vernietigend aankeek.”
A
Realistisch
B
Onrealistisch

Slide 6 - Quiz

''Waar blijft Thijs, denkt Julia als ze 's morgens beneden zit. Ze moet eigenlijk al weg, maar ze wacht op haar broer; dan komt ze maar te laat. Eindelijk komt hij de kamer in. Hij grijpt een appel van de schaal en wil weggaan. 'Thijs,' zegt Julia. 'Nu papa definitief op de boot blijft wonen, wordt alles anders.‘’
A
Realistisch
B
Onrealistisch

Slide 7 - Quiz

Je hebt nu geleerd ...
... wat de begrippen fictie, non-fictie, realistisch en niet-realistisch betekenen.
... hoe je kunt bepalen of een boek fictie of non-fictie is.
... hoe je kunt bepalen of een boek realistisch of niet-realistisch is. 

Wonder = fictie of non-fictie? 
Wonder = realistisch of niet-realistisch?
Wat zou je conclusie zijn?

Slide 8 - Diapositive

Aan het einde van deze les ...
... kun je de hoofdpersonen en de bijpersonen in een verhaal benoemen.
... kun je de medespelers en de figuranten in een verhaal benoemen.
... kun je het uiterlijk, de karaktereigenschappen en de kenmerken van een personage beschrijven.
... kun je de relaties tussen personages in een verhaal beschrijven.

Doel = Je kunt deze begrippen toepassen op Wonder. Dus:
  • Wie is de hoofdpersoon?
  • Wie zijn de bijpersonen? Wie zijn de medespelers en de figuranten?
  • Hoe zien de personages eruit en welke kenmerken en karaktereigenschappen hebben ze?
  • Wat is de relatie tussen de personages?






Slide 9 - Diapositive

Fictie is ...
A
verzonnen
B
echt gebeurd

Slide 10 - Quiz

Realistisch is ...
A
lijkt op de werkelijkheid, kan echt gebeuren
B
lijkt niet op de werkelijkheid, kan niet echt gebeuren

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Medespelers en figuranten
Bijfiguren kun je onderverdelen in medespelers en figuranten.

Medespelers
Medespelers spelen een rol in het verhaal, maar minder groot dan die van de hoofdpersoon.
Figuranten 
Figuranten komen enkel voorbij, worden enkel genoemd in het verhaal, maar spelen geen rol in het verhaal.
.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag!
 Lees het verhaal 'Pas goed op je jas'
op slide 16 t/m 19
maak: slide 20 t/m 25
Lees en maak de volgende slides

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Wie is de hoofdpersoon in het verhaal 'Pas goed op de jas'?

Slide 20 - Question ouverte

Schrijf twee namen op van bijfiguren in het verhaal.

Slide 21 - Question ouverte

Schrijf drie zinnen op uit het verhaal waardoor je iets te weten komt over wat de hoofdpersoon voelt.

Slide 22 - Question ouverte

Welke twee verschillende gevoelens heeft de hoofdpersoon over de plek waar hij woont
na de verhuizing?

Slide 23 - Question ouverte

Wat is in het verhaal 'Pas goed op de jas' de opdracht van de hoofdpersoon?

Slide 24 - Question ouverte

Is er in een verhaal altijd maar één hoofdpersoon? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Question ouverte

Einde 6de lesuur
Nog niet af?
Maak thuis af als huiswerk voor donderdag.

Slide 26 - Diapositive