extra oefenen met tt/vt/voltooid deelwoord en werkwoordelijk gezegde

Voltooid deelwoord
Tegenwoordige tijd         rennen
Verleden tijd                     renden

Voltooid deelwoord              heb gerend
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Voltooid deelwoord
Tegenwoordige tijd         rennen
Verleden tijd                     renden

Voltooid deelwoord              heb gerend

Slide 1 - Diapositive

Voltooid deelwoord
begint met: 
ge-, ver-, her-, er-, be-, ont-

(het is al gedaan of gebeurd)

geslapen, gegeten, verduisterd, vergeten, vertrokken

Slide 2 - Diapositive

hulp werkwoord+ voltooid deelwoord
Ik            ben       begonnen
Wij        zijn      vergeten
Hij        heeft     bekend
Jij          hebt       besloten
Zij            heeft           gedronken

Slide 3 - Diapositive

In Arnhem is een nieuw aquarium geopend.
A
is
B
geopend

Slide 4 - Quiz

De vogel is in de motor van het vliegtuig gevlogen.
A
gevlogen
B
is

Slide 5 - Quiz

Ik ben vergeten om mijn hond uit te laten.
A
ben
B
vergeten

Slide 6 - Quiz

De stroper is opgepakt in de jungle.
A
opgepakt
B
is

Slide 7 - Quiz

Hij heeft besloten dat hij meegat op kamp.
A
heeft
B
besloten

Slide 8 - Quiz

wat is de tegenwoordige tijd?
A
roken
B
ruiken
C
geroken

Slide 9 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
sluipen
B
geslopen
C
slopen

Slide 10 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
(voltooide tijd)
A
stonken
B
gestonken
C
stinken

Slide 11 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord
A
geoogst
B
oogsten
C
oogstten

Slide 12 - Quiz

Wat is de verleden tijd ?
A
branden
B
brandden
C
gebrand

Slide 13 - Quiz

Maak af:
Ik heb .....
A
fluiten
B
gefloten
C
floten

Slide 14 - Quiz

Maak af:
Wij....... gisteren in de zee
A
zwemmen
B
zwommen
C
gezwommen

Slide 15 - Quiz

Maak af:
Zij heeft het boek...........
A
lazen
B
lezen
C
gelezen

Slide 16 - Quiz

Maak af:
De aap ....... in de hoogste boom.
A
klom
B
klimt
C
geklommen

Slide 17 - Quiz

Maak af;
De parkiet is tegen het raam ....
A
vloog
B
vliegt
C
gevlogen

Slide 18 - Quiz


A
gevochten
B
vecht
C
vocht

Slide 19 - Quiz

werkwoordelijk gezegde
alle werkwoorden in een zin

wij eten een ijsje          eten
wij hebben een ijsje gegeten        hebben gegeten
wij gaan een ijsje eten          gaan eten

Slide 20 - Diapositive

Oefenen met een quiz
bij de volgende quizvragen kunnen 
meerdere antwoorden goed zijn. 

Dus let op!

Slide 21 - Diapositive

Wij moeten van de dierverzorger onze handen wassen.
A
dierverzorger
B
wassen
C
moeten
D
wij

Slide 22 - Quiz

Gisteren hebben wij de katten geen eten gegeven
A
katten
B
hebben
C
eten
D
gegeven

Slide 23 - Quiz

Onze oude herdershond wil alleen nog maar slapen
A
wil
B
herdershond
C
slapen

Slide 24 - Quiz

Elke drie weken moet ik de tuin sproeien.
A
tuin
B
sproeien
C
moet

Slide 25 - Quiz

In deze dierentuin leven geen ijsberen.
A
leven
B
ijsberen
C
dierentuin

Slide 26 - Quiz

Een giraffe kan direct lopen na de geboorte.
A
lopen
B
kan
C
giraffe
D
geboorte

Slide 27 - Quiz

De Sahara bestaat uit bijna alleen maar zand.
A
Sahara
B
bestaat
C
zand

Slide 28 - Quiz

Tegenwoordig kan met het weer redelijk voorspellen.
A
weer
B
kan
C
tegenwoordig
D
voorspellen

Slide 29 - Quiz

Goed gedaan!
We hebben nu geoefend met
- tegenwoordige tijd
- verleden tijd
- voltooid deelwoord
en
Werkwoordelijk gezegde

Slide 30 - Diapositive