Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wat is een samenstelling?
Slide 4 - Question ouverte
Samenstellingen
Sommige woorden kan je aan elkaar plakken. Je krijgt dan een nieuw woord. Dit noemen we een samenstelling:
laptoptas - fietsenstalling - stoelpoot
Slide 5 - Diapositive
Samenstelling
Twee bestaande woorden aan elkaar =
samenstelling
Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.
paard+stal=paardENstal
dorp+kerk= dorpSkerk (tussen -s)
Slide 6 - Diapositive
Tussenletter 'n' in samenstelling
Als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is en een meervoud op -en heeft, dan schrijf je dat ook in de samenstelling. Zie blz. 83 van je boek!
Dus:
beukennootje
fietsenstalling
Slide 7 - Diapositive
Samenstellingen met een tussenklank-s
Je schrijft de tussenklank-s als je die hoort in de samenstelling.
Dorp + gek = dorpsgek
Dorp + straat = Dorpsstraat
Slide 8 - Diapositive
Werkwoorden van Engelse afkomst in vt
Werkwoorden die uit het Engels zijn overgenomen krijgen in de verleden tijd -te of -ten achter de ik-vorm, als de stam eindigt op een Engelse sisklank of een medeklinker uit kofschiptaxi.