2 vwo tests Lezen H5-6 NN

Om het onderwerp van een tekst te vinden, lees je de tekst:
A
globaal
B
intensief
C
oriënterend
D
kritisch
1 / 16
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Om het onderwerp van een tekst te vinden, lees je de tekst:
A
globaal
B
intensief
C
oriënterend
D
kritisch

Slide 1 - Quiz

Hoe noem je de verschillende aspecten van een onderwerp in het middenstuk?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Een samenvatting in één zin
B
De hoofdvraag van de tekst
C
Een opsomming van hoofd- en bijzaken
D
Het antwoord op de hoofdvraag

Slide 3 - Quiz

Een kernzin is:
A
de belangrijkste zin van de tekst
B
een zin met de hoofdgedachte
C
de toelichting op de hoofdzaak
D
hoofdzaak van een alinea

Slide 4 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij een chronologisch verband?
A
In 2017
B
ten eerste
C
intussen
D
vroeger

Slide 5 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij een opsommend verband?
A
dan
B
niet alleen....maar ook
C
verder
D
daarbij

Slide 6 - Quiz

Welk tekstverband hoor er bij het woord HOEWEL?

Slide 7 - Question ouverte

Wat betekent een Toelichtend verband?
A
Er wordt een voorbeeld gegeven.
B
Er wordt extra informatie gegeven.
C
Er wordt een uitleg gegeven.
D
Er wordt een illustratie getoond.

Slide 8 - Quiz

Welke zin is een mening?
A
De leerlingen zijn bevorderd naar klas 3.
B
De leerlingen leveren hun schoolboeken in.
C
De leerlingen zijn blij dat ze over zijn.
D
Ik vind het fijn dat ze over zijn naar klas 3.

Slide 9 - Quiz

Noem een ander woord voor mening.

Slide 10 - Question ouverte

Welk signaalwoord geeft een VOORWAARDE aan?
A
tenzij
B
zoals
C
want
D
doordat

Slide 11 - Quiz

Welk signaalwoord geeft een REDEN aan?
A
daardoor
B
want
C
dankzij
D
en

Slide 12 - Quiz

Welk signaalwoord geeft een OORZAAK aan?
A
als gevolg van
B
bijvoorbeeld
C
ofschoon
D
dat komt door

Slide 13 - Quiz

Welke signaalwoorden geven een CONCLUSIE aan?
A
denk aan
B
dat komt door
C
dat houdt in
D
aan de andere kant

Slide 14 - Quiz

Waaraan kun je zien voor welk publiek de tekst geschreven is?
A
het onderwerp
B
de bron
C
de lay-out
D
het taalgebruik

Slide 15 - Quiz

Wat is je mening over de
lessen Nederlands van dit jaar?

Slide 16 - Carte mentale