H6 Lezen

welkom
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

welkom

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
-terugblik H4 t/m H6 lezen
-samen lezen tekst 
-zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Diapositive

Lezen H4

Ik kan tijdsvolgorde, oorzaak- gevolg en voorwaarden herkennen aan de hand van signaalwoorden.





Slide 3 - Diapositive

Verbanden

In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar. Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen. Er zijn verschillende soorten verbanden.





Slide 4 - Diapositive

tijdsvolgorde

Een tijdsvolgorde (chronologie) herken je aan signaalwoorden zoals: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds.


Bijvoorbeeld:

Eerst bereikten de Nederlandse voetbalvrouwen de kwartfinale, daarna gingen ze door naar de halve finale en vervolgens wisten ze de finale te winnen!





Slide 5 - Diapositive

oorzaak - gevolg

Een oorzaak – gevolg herken je aan signaalwoorden zoals: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van


Bijvoorbeeld:

Doordat Ilse een enge film had gekeken, durfde ze niet meer in het donker te fietsen.

Oorzaak: een enge film kijken.

Gevolg: niet meer in het donker durven fietsen





Slide 6 - Diapositive

voorwaarde

Een voorwaarde herken je aan signaalwoorden zoals: als … (dan), indien, tenzij, mits. 


Bijvoorbeeld:

Als Jasper anders en beter gaat leren, dan gaat hij dit jaar nog over.

Jasper móét dus anders en beter gaan leren als hij dit jaar nog over wil gaan. De voorwaarde is dus: anders en beter gaan leren.





Slide 7 - Diapositive

Lezen H5

-Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

-Ik kan onderscheid maken tussen meningen, argumenten en de conclusie van een tekst.

Slide 8 - Diapositive

mening/standpunt

Een schrijver kan opschrijven wat hij van iets vindt of hoe hij ergens over denkt. Hij geeft dan zijn mening


Met een mening, ook wel standpunt genoemd, kun je het eens of oneens zijn. Een mening herken je vaak aan signaalwoorden zoals: ik vind, volgens mij, naar mijn mening, mijn opvatting is.


Bijvoorbeeld: – Ik vind afval scheiden erg belangrijk.





Slide 9 - Diapositive

argument

Als de schrijver uitlegt waarom hij iets vindt, geeft hij een argument.


Bijvoorbeeld: – Ik vind afval scheiden erg belangrijk (mening), want dan weet ik zeker dat ik het milieu daarmee help (argument).



Een argument herken je aan signaalwoorden zoals: want, omdat, namelijk, immers.




Slide 10 - Diapositive

conclusie

Aan het einde van de tekst, als de schrijver alle argumenten heeft gegeven, trekt hij soms een conclusie. De schrijver kan dan kort zijn mening en argumenten herhalen. Een conclusie herken je aan signaalwoorden zoals: dus, concluderend, dat betekent. 


Bijvoorbeeld:

– Uit alles wat ik gezegd heb, blijkt dus dat ik het belangrijk vind om goed voor het milieu te zorgen.





Slide 11 - Diapositive

Lezen H6

-Ik kan uitleggen waarom een afbeelding bij een tekst staat.

-Ik kan gebruikmaken van de lay-out van een tekst om de tekst beter te begrijpen.


Slide 12 - Diapositive

Lezen H6: Lay-out van een tekst

Een tekst heeft een bepaalde opmaak of lay-out. De titel, de tussenkopjes, het lettertype, de lettergrootte, het gebruik van kolommen en de tekstkleur bepalen de lay-out.



Bij de opmaak horen ook de afbeeldingen: tekeningen, schema’s, (land)kaartjes, tabellen, grafieken en diagrammen.



Slide 13 - Diapositive

Lezen H6: Lay-out van een tekst

Een afbeelding kan verschillende functies hebben. Veelgebruikte functies zijn:

• de aandacht van de lezer trekken

• nieuwe informatie aan de tekst toevoegen

• informatie uit de tekst duidelijker maken of benadrukken

• de lezer aansporen om iets te doen



Slide 14 - Diapositive

tekst: Nike

  • Hoe noem je de dikgedrukte woorden?
  • Welke verbanden geven ze aan?
  • Waar in de tekst wordt iemands persoonlijke mening gegeven?
  • Wat is het standpunt en welk(e) argument(en) worden gegeven?
  • Wat is de functie van de afbeelding bij deze tekst?



Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

toetsweek 4

  • oude examentekst (vmbo-k) als voorbereiding op volgend schooljaar
  • tekstboekje + opgavenboekje
  • aankomende tijd oefenen met oude examenteksten



Slide 17 - Diapositive

H6 Kijken en Luisteren

  • Ik weet welke functies beelden kunnen hebben.



Slide 18 - Diapositive

Functie van beeld
De makers van tv-programma’s en filmpjes denken goed na over de beelden die ze uitzenden. Beelden hebben soms meer effect dan de gesproken informatie.

Beelden kunnen verschillende functies hebben.

Slide 19 - Diapositive

Informatie of uitleg verduidelijken
Bijvoorbeeld: 

Er wordt gezegd hoe je een frisbee moet vasthouden als je gaat gooien. ‘Houd de frisbee stevig vast met de duim naar boven en gooi hem weg met een extra spin.’ De beelden laten zien wat er gezegd wordt.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Extra informatie geven
In het journaal wordt bijvoorbeeld gezegd dat er na de aardbeving veel schade is aan de gebouwen. Een landkaart laat zien waar het getroffen gebied ligt. Beelden laten dan zien hoe ernstig de schade is.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

De kijker beïnvloeden
 Het zien van verdrietige mensen op televisie kan jou als kjker een verdrietig gevoel geven. Als je bijvoorbeeld beelden ziet van een vreselijk geschrokken jongetje tijdens voetbalrellen, dan leef je met hem mee.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

De aandacht trekken
Door bijvoorbeeld bij een quiz het te winnen bedrag in beeld te brengen, hoopt de maker dat kijkers mee gaan doen.



Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

functie van beelden
Een programmamaker kan de functie van de beelden versterken door in te zoomen of een close-up te maken (iets extra groot in beeld brengen). Bijvoorbeeld trillende handen bij een medisch programma of de afmetingen op een litermaat bij een kookprogramma.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Weektaak

-H6 Kijken en Luisteren: opdracht 1 t/m 3





Slide 30 - Diapositive