Gesprekken voeren

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 3

GESPREKKEN VOEREN

Thema: gesprekstechnieken

 Gesprekken in de zorg

Het nut van goede gesprekstechnieken:

• Zorgvragers voelen zich gehoord.
  
• Je kunt in een gesprek de leiding nemen.
  
• Je kunt in een gesprek de leiding houden.
  
• Je kunt de zorgvrager een gevoel van vertrouwen geven.

Waar denk jij aan bij en goed gesprek?

Gespreks

technieken

Drie fases professioneel gesprek

Een professioneel gesprek is opgebouwd uit drie fases:

opstartfase

hoofdfase

afrondingsfase

Welke gesprekstechnieken ken je?

Gesprekstechnieken

OMA                                                           OEN

NIVEA                                                           DIK

ANNA                                                           LSD

Wat betekent OEN?

1. Open evenwichtig natuurlijk
2. Open eerlijk Nieuwsgierig
3. Onduidelijk eigenwijs normaal
4. Alle antwoorden zijn goed

Wat betekent OMA in "laat OMA thuis"?

1. Onafhankelijk meervoudig advies
2. Onafhankelijk meer dan afhankelijk
3. Opvatting mag je adviseren
4. Opvattingen meningen adviezen

Wat betekent NIVEA

1. Niet inkijken met een ander
2. Niet ideologiseren met een ander
3. Niet invullen voor een ander
4. Niet identificeren met een ander

Denk aan ANNA
Wat betekent ANNA?

1. Alles navragen niet aannemen
2. Aan navragen naar de ander
3. Ander bevragen niet beoordelen
4. Anderen nooit niet aannemen

Gebruik LSD

1. Luisteren sociaal doen
2. Lichamelijk Somatisch dementieel
3. Laat School Drammen
4. Luisteren samenvatten doorvragen

Maak je DIK
Wat betekent DIK?

1. Denk in karaktertrekken
2. Denk in kansen
3. Denk in kwaliteiten
4. Denk in casussen

Hoe kan je aktief luisteren?

ACTIEF LUISTEREN
= BETROKKEN ZIJN

- afsluiten voor andere dingen, de rust om te luisteren

- lichaamstaal (zithouding, oogcontact, rust) 

- knikje, 'mimiek'

- luistergeluiden [hmhm]

- de ander laten uitpraten

- samenvatten / doorvragen

SOORTEN VRAGEN

- open vragen 

- reflecterende vragen

- indirecte vragen

- gesloten vragen 

- suggestieve vragen

- directe vragen 

SOORTEN VRAGEN

- open vragen                              (Wat heb je gisteren gedaan?)

- reflecterende vragen             (Wat verwacht je ervan?)

- indirecte vragen                       (Ik zou willen weten of je mee gaat)

- gesloten vragen                       (Heb je een computer bij je?)

- suggestieve vragen                (Dat vind jij toch ook niet leuk?)

- directe vragen                           (Ben je blij met je studiekeuze?)

Einde