Unit 10 Vragende en ontkennende zinnen in het Engels

Unit 10
Vragende en ontkennende zinnen 


Today's goal:
Aan het eind van de les weet je hoe je vragende en ontkennende zinnen maakt.
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Unit 10
Vragende en ontkennende zinnen 


Today's goal:
Aan het eind van de les weet je hoe je vragende en ontkennende zinnen maakt.

Slide 1 - Diapositive

timer
1:00
Wat weet je van vragen maken in het Engels?

Slide 2 - Carte mentale

Vraagzinnen

Tegenwoordige tijd
  • Do + onderwerp+ werkwoord
  • Do you create a network?
Verleden tijd
  • Did + onderwerp+ werkwoord
  • Did he discover the password?

Slide 3 - Diapositive

Ontkenningen
Tegenwoordige tijd
  • DO+ not+werkwoord(he/she it=does not) 
  • He does not like homework.
Verleden tijd
  • DID + not + werkwoord
  • He did not use the computer.

Slide 4 - Diapositive

Vragende /ontkennende zinnen zonder  do/did
1. Who knows the answer? Is he ill? Can you swim? Shall we go
2. Who wrote this letter? He is not ill.  I cannot swim. You may not smoke here 

  • Geen do/did met zinnen beginnend met "who"
  • Geen do/did bij werkwoorden be/can /must/may/shall/will  cannot : aan elkaar!!

Slide 5 - Diapositive

Drag and drop the words: two of them are incorrect!
[...1...] are you so angry?
[...2...] were you born? In 2004.
[...3...] were you born? In New York.
[...4...] cola do you prefer? Coca cola or Pepsi?
[...5...] is that talking to our teacher? That's the principal.
why
who
what
where
when
how
which

Slide 6 - Question de remorquage

Vertaal de vraagzinnen:
Woon jij in Almelo?
Gaf jij hem een wachtwoord?
timer
1:00000

Slide 7 - Question ouverte

Translate: Reisde hij per trein of met de bus?
A
Does he travels by train or by bus?
B
Did he travel by train or by bus?
C
Did he travels by train or by bus?
D
Does he travel by train or by bus

Slide 8 - Quiz

Translate: Jij kunt deze software niet kopiëren.
A
You can not copy this software.
B
You cannot copy this software.
C
You might not copy this software.
D
You could not copy this software.

Slide 9 - Quiz

Ik kan nu de juiste vorm toepassen in ontkennende en vragende zinnen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
misschien

Slide 10 - Quiz