Het Immuunsysteem

Het immuunsysteem
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Het immuunsysteem

Slide 1 - Diapositive

Doelen
* Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties

* Je kunt beschrijven hoe je immuun kunt worden voor een ziekteverwekker

* Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Lichaamsvreemde stoffen
Ziekteverwekkers, maar ook bijv. een splinter of tattoo-inkt zijn lichaamsvreemde stoffen.

De immuunsysteem/ afweersysteem heeft als functie om lichaamsvreemde stoffen uit je lichaam te verwijderen.

Slide 4 - Diapositive

Eerste verdediging
Als de huid gezond is kunnen er geen ziekteverwekkers doorheen dringen.

Slijmvliezen (neus, mond, luchtpijp, darmen, urinebuis, vagina) vangen ziekteverwekkers en houden ze tegen. 

In je maag zit zoutzuur om organismen te doden.

Slide 5 - Diapositive

Ziekteverwekkers
  • Bacteriën
  • Virussen

Als bacteriën of virussen het lichaam zijn binnen gedrongen spreek je van een infectie.




Slide 6 - Diapositive

Ziekteverwekkers
Een bacterie is een eencellige ziekteverwekker met een celwand.

Een virus is geen levend organisme want hij kan zichzelf niet voortplanten (daar gebruikt hij de gastheer voor). Het is alleen DNA met een eiwitschil.




Slide 7 - Diapositive

Herkenning
Je witte bloedcellen kunnen stoffen herkennen die niet in je lichaam thuis horen.
Die stoffen heten antigenen en zitten aan de buitenkant van cellen en virussen.

Slide 8 - Diapositive

Herkenning
Je witte bloedcellen weten welke antigenen in je lichaam thuishoren (van je eigen cellen en van je goede bacteriën, bijvoorbeeld in je darm) en dus ook welke er niet in thuis horen.

Slide 9 - Diapositive

Reactie
Sommige witte bloedcellen eten alles op wat niet in je lichaam hoort waar lichaamsvreemde antigenen op zitten (bacteriën, virussen, tattoo-inkt, splinter).



Slide 10 - Diapositive

Reactie
Andere witte bloedcellen reageren door antistoffen te maken
die precies op het antigeen passen.




Slide 11 - Diapositive

Antistoffen
Elke witte bloedcel kan maar één type antistof maken.
Elke antistof is uniek voor één antigeen.





Slide 12 - Diapositive

Immuniteit
Ná een besmetting duurt het even voor er voldoende van de juiste antistof wordt aangemaakt. Tot die tijd ben je ziek.

Als je weer beter bent (door voldoende antistoffen te maken) onthouden de witte bloedcellen welke antistoffen ze gemaakt hebben en hoe het moest.




Slide 13 - Diapositive

Immuniteit
Bij een volgende infectie met hetzelfde antigeen worden er sneller meer antistoffen gemaakt.
Je wordt dan niet weer ziek, je doodt de ziekteverwekker al voordat hij je ziek kan maken




Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Natuurlijke immuniteit
Je wordt niet meer ziek van een ziekteverwekker omdat je er al een keer ziek van bent geweest.


Vaak bij: verkoudheid, waterpokken





Slide 16 - Diapositive

Kunstmatige immuniteit
Je bent immuun zonder ziek te zijn geweest:
Kunstmatige immuniteit.

Door inenting tegen ernstige ziekten: Bof, mazelen, rode hond, meningitis, tropenziekten, corona!






Slide 17 - Diapositive

Vaccinatie/ inenting
Je wordt ingespoten met een dode/ verzwakte ziekteverwekker (of maar een stukje ervan).

De ziekteverwekker kan je niet ziek maken maar de witte bloedcellen kunnen wel antistoffen maken tegen de antigenen op de ziekteverwekker.







Slide 18 - Diapositive

Vaccinatie/ inenting
Je wordt dan niet meer ziek als je de echte ziekteverwekker binnen krijgt.


Je maakt dan namelijk ook snel veel antistoffen aan.










Slide 19 - Diapositive

Controle
1) Wat zijn antigenen?
2) Wat zijn antistoffen?
3) Als je voor de eerste keer een bepaalde infectie oploopt, word je meestal ziek, ondanks dat je lichaam antistof maakt. Hoezo?
4) Een witte bloedcel maakt een ziekteverwekker onschadelijk door hem op te nemen. Ontstaat hierdoor immuniteit voor deze ziekteverwekker? Leg je antwoord uit.

Slide 20 - Diapositive