Signaalwoorden en tekstverbanden

dus
zoals
daarom
bijvoorbeeld
om....te
daarmee
met behulp van
hieruit volgt
neem nu
De puzzelronde: 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

dus
zoals
daarom
bijvoorbeeld
om....te
daarmee
met behulp van
hieruit volgt
neem nu
De puzzelronde: 

Slide 1 - Diapositive

Opdracht: lezen tekst 1

Algen worden nu als luxeproducten geserveerd. In de toekomst gaan we veel meer algen eten. De productie van algen is goedkoop. Algen groeien erg snel. Algen hebben weinig voedsel nodig. Er worden nu speciale boerderijen gemaakt. Op die boerderijen worden algen geproduceerd.

Slide 2 - Diapositive

Opdracht: lezen tekst 2

Algen worden nu nog als luxeproduct geserveerd, maar in de toekomst gaan we ze veel meer eten. De productie van algen is namelijk goedkoop. De groene eiwitbommetjes groeien snel en hebben maar weinig voedsel nodig. Er worden nu al speciale boerderijen gemaakt voor de algenproductie.

Slide 3 - Diapositive

Welke tekst leest prettiger? Leg ook uit waarom.

Slide 4 - Question ouverte

Schrijven: Welke signaalwoorden zie je?
Algen worden nu nog als luxeproduct geserveerd, maar in de toekomst gaan we ze veel meer eten. De productie van algen is namelijk goedkoop. De groene eiwitbommetjes groeien snel en hebben maar weinig voedsel nodig. Er worden nu al speciale boerderijen gemaakt voor de algenproductie.

Slide 5 - Diapositive

Lees de teksten nu nog eens. Wat valt je op aan de teksten?

Slide 6 - Question ouverte

Doel van de les
  • Je weet wat signaalwoorden en tekstverbanden zijn.
  • Je weet dat tekstverbanden structuur en duidelijkheid geven aan teksten.
  • Je kunt tekstverbanden en signaalwoorden herkennen in teksten.

Slide 7 - Diapositive

Maak aantekeningen
Wat is een tekstverband?
Wat zijn signaalwoorden?
Welke tekstverbanden worden genoemd?
Welke signaalwoorden horen hierbij?

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Hij heeft het geprobeerd.
Het is niet gelukt.

Probeer eens een verband aan te brengen tussen deze zinnen.
Gebruik hier de signalen: maar, toch of echter.
Dit zijn signalen bij een tegenstelling.
Let op: Soms moet je de woordvolgorde wat aanpassen.

Hij heeft het geprobeerd. Toch is het niet gelukt.

Slide 10 - Question ouverte

Ik ga lopen.
Ik heb een hekel aan fietsen.

Probeer eens een verband aan te brengen tussen deze zinnen.
Gebruik want, omdat, immers of namelijk.
Met deze signalen geef je een reden aan.

Je geeft een argument na het signaal.
Ik ga lopen (conclusie), want ik heb een hekel aan fietsen (argument).

Let op: Soms moet je de woordvolgorde wat aanpassen.
Ik ga lopen, omdat ik een hekel heb aan fietsen.

Slide 11 - Question ouverte

Ik heb een hekel aan fietsen.
Ik ga lopen.

Probeer eens een verband aan te brengen tussen deze zinnen.
Gebruik dus of daarom.
Met deze signalen geef je een conclusie aan.

Dus en daarom gebruik je na het argument. Hierna volgt de conclusie.
Ik heb een hekel aan fietsen (argument), dus ga ik lopen (conclusie).

Let op: Soms moet je de woordvolgorde wat aanpassen.
Ik heb een hekel aan fietsen, daarom ga ik lopen.

Slide 12 - Question ouverte

Het was glad.
....
Ik gleed uit.
Bij daarom geef je een argument. Hier heb je zelf invloed op.

In het voorbeeld heb je echter geen invloed. Je spreekt dan van een oorzaak-gevolg. Je gebruikt daarom het signaal daardoor.
A
daardoor
B
daarom

Slide 13 - Quiz

Waarom moet je dit weten?
Als je een tekst goed wilt begrijpen, zul je moeten weten welke relaties woorden, zinnen en alinea's met elkaar te maken hebben.

Slide 14 - Diapositive

Hoeveel signaalwoorden? Winkels moeten gewoon weer dicht op zondag. We hebben immers allemaal onze rust nodig, winkelende mensen net zo goed als winkeliers. Daarnaast is het toch helemaal niet nodig om elke dag te winkelen?

Slide 15 - Question ouverte

Tekst lezen: vliegtuigstand
Zoek signaalwoorden.
Arceer de signaalwoorden.
Schrijf het verband erbij.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Diapositive

Even oefenen
Blooket Signaalwoorden


Slide 19 - Diapositive

Mijn broertje eet graag pannenkoeken, pizza's en hamburgers. Tekstverband?
A
middel/doel
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
opsomming

Slide 20 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband toelichting?
A
ten eerste
B
denk hierbij aan
C
al met al
D
om te beginnen

Slide 21 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband vergelijking?
A
zoals
B
zowel...als
C
evenals
D
net als

Slide 22 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband redengevend?
A
immers
B
dus
C
mits
D
waarmee

Slide 23 - Quiz

Welk tekstverband gebruik je om dingen achterelkaar op te noemen?
A
concluderend tekstverband
B
uitleggend tekstverband
C
opsommend tekstverband
D
voorwaardelijk tekstverband

Slide 24 - Quiz

Hij is even groot als ik.
Signaalwoord en tekstverband?
A
signaalwoord: als tekstverband: uitleggend
B
signaalwoord: als tekstverband: vergelijking
C
signaalwoord: als tekstverband: doel - middel
D
signaalwoord: als tekstverband: samenvattend

Slide 25 - Quiz

Omdat het glad is, ga ik lopend naar school. Tekstverband?
A
doel-middel
B
tegenstelling
C
voorwaardelijk
D
redengevend

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Lien

Huiswerk
Kwizl:

Tekst: Woningnood
Toets: signaalwoorden

Slide 28 - Diapositive

Welke tekstverbanden
ken je?

Slide 29 - Carte mentale