Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Ga op je laptop naar Lessonup.com
Log in met de code linksonder
Slide 1 - Diapositive
Hoe werd de Nederlandse Republiek bestuurd in de 17e eeuw?
A
De zelfstandige gewesten bepaalden zelf.
B
De Staten besloten alles.
C
De Republiek was een oligarchie, bestuurd door regenten
D
De stadhouder had de absolute macht.
Slide 2 - Quiz
Welke positie hadden de stadhouders?
A
Geen: de raadspensionaris stond boven de stadhouder
B
Ze hadden de absolute macht in de Republiek
C
De regenten konden de stadhouder benoemen of ontslaan.
D
Vrij veel macht, maar moesten samenwerken met regenten.
Slide 3 - Quiz
Maak de zin af: deze vorm van besturen (een olicharchie met een stadhouder), was toen bijzonder omdat...
Slide 4 - Question ouverte
3.2 Nederland en Europa
Slide 5 - Diapositive
3.2 Nederland en Europa
Leerdoelen
Vandaag
Je kunt beschrijven hoe de economie bloeide in Nederland in de 17e eeuw
Je weet hoe Nederlandse steden groeiden
Volgende les
Je weet hoe regels voor oorlogen ontstonden
Je weet hoe Nederland oorlog voerde met omringende landen
Slide 6 - Diapositive
In deze paragraaf staat 'De Gouden Eeuw' centraal. Wat is de Gouden Eeuw?
Slide 7 - Question ouverte
Gouden eeuw
Gouden eeuw: lange bloeiperiode van de Republiek in de 17e eeuw. Was toen het rijkste land van Europa. Bloei van:
economie
wetenschap
cultuur
Door handel kon er veel geld verdiend worden
--> graanhandel met havens bij de Oostzee.
--> specerijenhandel Oost-Indië door VOC
--> Amsterdam werd daardoor belangrijkste stapelmarkt/stapelplaats van Europa.
Slide 8 - Diapositive
De belangrijkste begrippen die te maken hebben met de Gouden Eeuw:
kapitalisme = economisch systeem waarbij ondernemers investeren om winst te maken. Vraag en aanbod bepalen hoe duur iets is.
handelskapitalisme = kapitalisme in 17e eeuw, in handen van handelaren
beurzen = gebouwen waar handel werd gedreven.
nijverheid = beroepswerkzaamheden waarbij iets wordt gemaakt of bewerkt. Vaak bij mensen thuis. Zorgde ook voor veel rijkdom (textiel).
landbouw = ook bron van welvaart (kaas als exportproduct).
Slide 9 - Diapositive
Groeiende steden
Bloeiende economie --> veel werkgelegenheid --> bevolking groeit --> groei van steden --> verbonden met een wereldeconomie
Amsterdam was meest verstedelijkte plaats
Andere voorbeelden: Haarlem, Delft, Enkhuizen, Middelburg
1613: Grachtengordel.
Slide 10 - Diapositive
0
Slide 11 - Vidéo
Wat betekent het begrip 'handelskapitalisme'?
Slide 12 - Question ouverte
Producten opslaan om later te verhandelen noem je:
A
handelskapitalisme
B
stapelmarkt
C
VOC-principe
D
pakhuispolitiek
Slide 13 - Quiz
Wat hoort niet bij de Gouden Eeuw?
A
Bloei in de kunst
B
Bloei in de wetenschap
C
Groeiende handel en industrie
D
Groeiende handel en nijverheid
Slide 14 - Quiz
Aan de slag
Lees 3.2 tot "Regels voor oorlogen"
Maak opdracht 1 t/m 4
Slide 15 - Diapositive
Ga op je laptop naar Lessonup.com
Log in met de code linksonder
Slide 16 - Diapositive
3.2 Nederland en Europa
Leerdoelen
Vandaag
Je kunt beschrijven hoe de economie bloeide in Nederland in de 17e eeuw
Je weet hoe Nederlandse steden groeiden
Volgende les
Je weet hoe regels voor oorlogen ontstonden
Je weet hoe Nederland oorlog voerde met omringende landen
Slide 17 - Diapositive
Hoe heten de drie nieuwe grachten die vanaf 1613 gegraven werden en als halve cirkels rond het centrum van Amsterdam liepen?
A
Herengracht, Damesgracht, Prinsengracht
B
Herengracht, Keizersgracht & Prinsengracht
C
Keizersgracht, Prinsengracht, Koningsgracht
D
Prinsengracht, Koningsgracht, Herengracht
Slide 18 - Quiz
Bij welk begrip uit hoofdstuk 3 past deze afbeelding het best?
Slide 19 - Question ouverte
Handelskapitalisme is...
A
politiek systeem waarbij ondernemers investeren om winst te maken
B
economisch systeem waarin de staat bepaald waarin geïnvesteerd moet worden
C
politiek systeem waarin de staat bepaald waarin geïnvesteerd moet worden
D
economisch systeem waarbij ondernemers investeren om winst te maken
Slide 20 - Quiz
De Republiek is in de 17e eeuw in oorlog met Engeland, Spanje en Frankrijk
Slide 21 - Diapositive
Regels voor oorlogen
Spanje verzwakt: 1648 Vrede van Münster
Erkennen soevereiniteit Republiek
Hugo de Groot: staten moeten zich aan regels houden die voor alle mensen en staten gelden: volkenrecht
Oorlog alleen uit zelfverdediging / andere goede motieven: oorlogsrecht
Zee geen bezit van staten: voor iedereen
Slide 22 - Diapositive
Verklaar waarom juist in de Republiek wordt nagedacht over zaken als oorlogsrecht en zeerecht.
Slide 23 - Question ouverte
Nederland in oorlog
Engelse Zeeoorlogen (Engelsen wilden einde maken aan overmacht Nederlandse handelaren; verbod vervoer NL goederen naar Engeland).
1672: Rampjaar: NL werd door Engeland, Frankrijk én twee Duitse steden (Keulen & Münster) aangevallen.
DU & FA via land. Oplossing: polders ten westen van Utrecht onder water lopen: Hollandse waterlinie
Slide 24 - Diapositive
Hollandse Waterlinie
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Vidéo
Michiel de Ruyter wordt in 1607 geboren. In welke plaats ziet hij het levenslicht?
A
Vlissingen
B
Amsterdam
C
Domburg
D
Roermond
Slide 27 - Quiz
Michiel gaat op zijn elfde al de zee op als bootsjongen. In verschillende rangen bevaart hij de wereldzeeën. In 1652 gaat hij weer op het land werken. Waarom stopt hij met zijn werk op zee?
A
Hij wilt de politiek in
B
Hij vindt dat hij wel genoeg geld heeft verdiend
C
Hij heeft te veel last van zeeziekte
D
Hij mist zijn familie te veel
Slide 28 - Quiz
Michiel de Ruyter vaart op zee in een groot aanvoerdersschip. Wat is de naam van dit schip?
A
De Vliegende Hollander
B
De Zeeuwse Glorie
C
De Zeven Provinciën
D
De Batavia
Slide 29 - Quiz
Michiel de Ruyter krijgt een enorme staatsbegrafenis, waar veel mensen op af komen Waar ligt hij begraven?
A
De Nieuwe Kerk in Delft
B
De Nieuwe Kerk in Amsterdam
C
Het Binnenhof in
Den Haag
D
De Munsterkerk te Roermond
Slide 30 - Quiz
Huiswerk
Lees 3.2 vanaf "Regels voor oorlogen"
Maak opdracht 6 en 7
Slide 31 - Diapositive
Maak vragen 6 tot en met 9 van 3.2
Je werkt alleen en niet met jouw buurman of buurvrouw!