Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Herhaling woordsoorten
Herhaling woordsoorten
1 / 31
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
31 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
15 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Herhaling woordsoorten
Slide 1 - Diapositive
Woordsoorten:
Zelfstandig naamwoord
Bepaald en onbepaald lidwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Aanwijzend en vragend voornaamwoord
Voorzetsel
Bijwoord
Slide 2 - Diapositive
Welke woordsoorten vind je makkelijk?
Slide 3 - Question ouverte
Welke woordsoorten vind je nog lastig?
Slide 4 - Question ouverte
Zelfstandig naamwoord
Een woord voor mens, dier, plant, ding of gevoel
Eigennaam
Heeft (meestal) enkelvoud en meervoud
Verkleinwoord
De, het of een
Pieter, Excelsior, huis, panter, liefde
Slide 5 - Diapositive
Benoem ZN:
Beide katten lagen op bed te slapen
Slide 6 - Question ouverte
Bepaald en onbepaald lidwoord
De, het = bepaald lidwoord (blw)
Een = onbepaald lidwoord (olw)
Slide 7 - Diapositive
Enkele jonge chimpansees waren in een hoge boom geklommen.
een?
A
blw
B
olw
Slide 8 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord
BN vertelt iets over het zelfstandig naamwoord.
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal iets gemaakt is.
een houten stoel, een spannend boek, het kussende paar
Slide 9 - Diapositive
De nieuwe schoenen worden ingelopen.
Benoem BN:
Slide 10 - Question ouverte
De plastic emmer zit volledig vol met water.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Slide 11 - Quiz
Zww & hww
Het belangrijkste werkwoord in de zin =
zww
Geeft aan wat het onderwerp doet.
In een zin staat altijd maar
één zww
.
Staat er maar één ww in de zin? Automatisch zww!
Bv: Joris
slaapt
in zijn bed.
Slide 12 - Diapositive
Zww & hww
Hulpwerkwoorden komen voor in zinnen met meerdere werkwoorden.
Ze ‘helpen’ om de zin kloppend te maken (het gezegde te vormen).
Slide 13 - Diapositive
Hoe herken ik ze?
Als er meerdere werkwoorden in de zin staan, kijk je welk werkwoord het belangrijkst is.
Overige werkwoorden zijn hww.
Als er meerdere werkwoorden in de zin staan:
Zww staat meestal achteraan in de zin.
Streep de werkwoorden weg die je weg kan laten.
Slide 14 - Diapositive
Zww & hww
Zww
Bijvoorbeeld: slapen, zingen, voetballen, blaffen en struikelen.
Hww
Bijvoorbeeld: hebben, zijn, worden, zullen, kunnen en mogen.
Slide 15 - Diapositive
Voorbeeld:
Sandra moet haar Franse woordjes gaan leren.
Zoek de werkwoorden in de zin.
Maak steeds nieuwe zinnen door de persoonsvorm weg te laten.
Welk werkwoord houd je over?
Slide 16 - Diapositive
Het Rotterdamse bedrijf Dogtown produceert brokken voor honden.
produceert?
A
zww
B
hww
Slide 17 - Quiz
In het spel Myst V ga je avonturen beleven in een sprookjeswereld.
ga?
A
zww
B
hww
Slide 18 - Quiz
Justitie moet dit programma wel nauwlettend gevolgd hebben.
gevolgd?
A
zww
B
hww
Slide 19 - Quiz
Met Loterij scoorde Lil 'Kleine zijn zoveelste nummer 1-hit.
scoorde?
A
zww
B
hww
Slide 20 - Quiz
Aanwijzend en vragend voornaamwoord
Aanw. vnw wijst een mens, dier of ding aan.
deze, die, dat, dit, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.
Vr. vnw stellen een vraag.
Wie, wat, welk(e), wat voor (een)
Slide 21 - Diapositive
Wat ga je zoal doen in de zomervakantie?
Wat?
A
aanw. vnw
B
vr.vnw
Slide 22 - Quiz
Die poster vind ik mooi.
Die?
A
aanw. vnw
B
vr.vnw
Slide 23 - Quiz
Wie zegt dat zo'n flatscreen minder lang meegaat?
zo'n?
A
aanw. vnw
B
vr.vnw
Slide 24 - Quiz
Voorzetsel
Slide 25 - Diapositive
Tijdens de les Nederlands worden de woordsoorten uitgelegd.
Slide 26 - Question ouverte
Bijwoord
Tijd:
gisteren, morgen, straks
Plaats/richting:
er, daar, hier, nergens
Zekerheid:
absoluut, ongetwijfeld, vast,echt
Ontkenning:
niet, nooit, geenzins
De auto rijdt
hard
.
De ijscoman heeft
bijzonder
lekker softijs.
Slide 27 - Diapositive
Boy 7 is een prachtig boek.
Is prachtig een bw?
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quiz
Marga schrijft heel netjes.
Is heel een bw?
A
ja
B
nee
Slide 29 - Quiz
Welke woordsoorten ga je extra oefenen?
Schrijf dit voor jezelf op!
Slide 30 - Diapositive
Vervolgopdrachten week 13
Ga naar de digitale methode. Maak de oefeningen 'bijspijkeren' grammatica: 1.6 - 1.7 - 2.7 - 4.7 - 4.8 - 5.5
Hulp/uitleg nodig? Stuur mij een gerichte vraag (bijvoorbeeld: kun je mij het ZWW nog eens uitleggen?)
Werk deze week aan de opdracht 'Over 10 jaar' week 13
Morgen vervolgles: open voor vragen en gezamenlijke afsluiting. Tijdens LPO nodig ik je uit voor videochat in kleine groepjes
Slide 31 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
herhaling van de woordsoorten leerjaar 1
Février 2024
- Leçon avec
23 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 1 t/m 6 zoals op de toets wordt gevraagd
Juin 2023
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Oefenen alle woordsoorten 1 hv
Décembre 2023
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
T2 woordsoorten opstart
Janvier 2024
- Leçon avec
46 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 2
H3 Grammatica 15: lw, vz, bnw, bw, znw, hww, zww
Novembre 2024
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
week 9 klas 2E/2G
Février 2024
- Leçon avec
49 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Eindles Gram. Woordsoorten
Mars 2023
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Woordsoorten benoemen
Mai 2021
- Leçon avec
28 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1