Voltooid deelwoord, haben, sein en herhalen können, dürfen en mögen

Het voltooid deelwoord van het zwakke werkwoord
+ haben en sein
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare school

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Het voltooid deelwoord van het zwakke werkwoord
+ haben en sein

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

LET OP!
Als een werkwoord eindigt op ieren, dan krijgt je er GEEN ge- voor. 

Slide 3 - Diapositive

Het voltooid deelwoord van kaufen
A
gekauft
B
kauft
C
kauf
D
gekauft

Slide 4 - Quiz

Voltooid deelwoord van gratulieren
A
gegratuliert
B
vergratuliert
C
gratuliert
D
gegratuliertet

Slide 5 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van: spielen?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord van: wohnen?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord van: trainieren?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord van: klettern?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord van: suchen?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord van: sein?

Slide 11 - Question ouverte

het voltooid deelwoord van wohnen
A
wohnt
B
gewohnd
C
gewohnt
D
gewohnet

Slide 12 - Quiz

hulpwerkwoord
Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een vorm van de werkwoorden haben of sein. Het is belangrijk, dat je deze ook kent.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Wat is de juiste vorm van dit werkwoord? (Schrijf alleen het werkwoord op) haben, Sie

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van dit werkwoord? (Schrijf alleen het werkwoord op) haben, er

Slide 16 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van dit werkwoord? (Schrijf alleen het werkwoord op) haben, wir

Slide 17 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van dit werkwoord? (Schrijf alleen het werkwoord op) haben, ihr

Slide 18 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van dit werkwoord? (Schrijf alleen het werkwoord op) sein, ich

Slide 19 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van dit werkwoord? (Schrijf alleen het werkwoord op) sein, Peter und Anne

Slide 20 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van dit werkwoord? (Schrijf alleen het werkwoord op) sein, du

Slide 21 - Question ouverte

können, dürfen, mögen
herhaling

Slide 22 - Diapositive

mogen
aardig vinden
kunnen
moeten
durven
dürfen
können
mögen

Slide 23 - Question de remorquage

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): dürfen, ich

Slide 24 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): dürfen, ihr

Slide 25 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): dürfen, Opa und Oma

Slide 26 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): dürfen, er

Slide 27 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): dürfen, Sie

Slide 28 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): mögen, Sie

Slide 29 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): mögen, ich

Slide 30 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): mögen, wir

Slide 31 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): mögen, Inge

Slide 32 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): können, Oma

Slide 33 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): können, ich

Slide 34 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): können, ihr

Slide 35 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in, (Alleen het werkwoord): können, Sie

Slide 36 - Question ouverte

Alles af?
Vraag aan je docent wat je goed hebt. Zo weet je wat je voor volgende keer nog moet oefenen. 

Slide 37 - Diapositive