M7 Elektriciteit E=Pxt en P=UxI

Oriënteren H7 Elektriciteit
Elektriciteit
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oriënteren H7 Elektriciteit
Elektriciteit

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat te maken heeft met het energieverbruik;
  • Je kunt rekenen met energie = vermogen x tijd;
  • Je kunt berekenen hoeveel je moet betalen als je het energieverbruik kent.




Slide 2 - Diapositive

Energieverbruik van elektrische apparaten
De hoeveelheid energie die een apparaat per tijdseenheid verbruikt, 
noem je het vermogen van dat apparaat. 
Het symbool voor vermogen is P.
De eenheid van vermogen is watt (W).

Slide 3 - Diapositive

Zaklamp A heeft een vermogen van 5 W en zaklamp B heeft een vermogen van 10 W.

Welke zaklamp heeft het grootste vermogen?
A
zaklamp A
B
zaklamp B
C
Dit hangt af van de spanning
D
Dit hangt af van de stroom

Slide 4 - Quiz

Een apparaat met een klein vermogen gebruikt per 
tijdseenheid weinig
energie. 

Maar een apparaat met een GROOT vermogen 
gebruikt per tijdseenheid veel
energie. 


Slide 5 - Diapositive

Energieverbruik van elektrische apparaten
Op het typeplaatje van een apparaat staat het vermogen vermeld van het apparaat.

Slide 6 - Diapositive

Energiegebruik van elektrische apparaten

Energie druk je uit in watt (W)

Slide 7 - Diapositive

Vermogen
Vermogen

P = het vermogen in watt (W)
U = de spanning in volt (V)
I = de stroomsterkte in ampère (A)



P=UI

Slide 8 - Diapositive


Tijdens het starten van een auto levert 
de accu van 12 V een stroom van 50 A.
Bereken het vermogen.
  • P = U x I = 12 x 50 = 600 W

Slide 9 - Question ouverte

Energieverbruik
Het Energieverbruik van een apparaat hangt af van het vermogen en de tijd dat het apparaat aanstaat.

Tijd voor een nieuwe eenheid: kWh
P × t = E
vermogen (kW) × tijd (h) = verbruik (kWh)
Het rekenen in Watt geeft erg hoge getallen.
De energiemeter in huis rekent in kiloWattuur.


Slide 10 - Diapositive

Formules
Vermogen

Verbruik
P=UI
E=Pt
E is energieverbruik in kilowattuur kWh)
P is vermogen in kilowatt (kW)     
t is tijdsduur in uur (h)

P=tE
t=PE

Slide 11 - Diapositive

Wat kost meer Energie?
10 minuten stofzuigen of 8 uur tv kijken?
A
10 minuten stofzuigen
B
8 uur tv kijken
C
beide evenveel
D
kun je niet zeggen

Slide 12 - Quiz

Rekenen in kilowattuur
Voorbeeld: Een stofzuiger met een vermogen van 1400 W wordt 1,5 uur gebruikt.
Bereken de Energie in kWh.

Gegeven: P = 1400 W = 1,4 kW, t = 1,5 h
Gevraagd: E = ? kWh
Formule: E = P x t
Berekening: E = 1,4 x 1,5 = 2,1
Antwoord: Het energiegebruik van de stofzuiger is 2,1 kWh



Slide 13 - Diapositive

Energiekosten berekenen
energiekosten = energiegverbruik x prijs van 1 kWh

Slide 14 - Diapositive

Denk aan een frikandelbroodje kopen
Prijs = Aantal broodjes x prijs van 1 broodje
x
=
€1,9

Slide 15 - Diapositive

Energiekosten berekenen
De Energiekosten vind je door de energie te vermenigvuldigen met de prijs van 1 kWh.


Slide 16 - Diapositive

Energiekosten berekenen
Wat zijn de Energiekosten van de stofzuiger uit het voorbeeld?
Het energiegebruik van de stofzuiger is 2,1 kWh
Momenteel betreft de stroomprijs gemiddeld €0,32 per kWh.

Energiekosten = energie x prijs van één kWh

Energiekosten = 2,1 x €0,32 = €0,67

Slide 17 - Diapositive

Even oefenen!
De lampen van het ADO stadion hebben een vermogen van 112 kW en staan gedurende 2,5 uur aan.
Bereken de Energiekosten.
1kWh = €0,32

Slide 18 - Diapositive

Even oefenen!
Gegeven: P = 112 kW,      t = 2,5 h
Gevraagd: Energiekosten in €
Formule:  E = P x t
Berekening: E = 112 x 2,5 = 280 kWh

Energiekosten = E x prijs van één kWh
Energiekosten = 280 x €0,32 = €89,60
Antwoord: De energiekosten van de verlichting is €89,60

Slide 19 - Diapositive

Wat weet je al???

Slide 20 - Diapositive

Hoeveel kW is 430 W?
A
0,43
B
4,3
C
43000
D
430000

Slide 21 - Quiz

Het symbool voor de eenheid van Energie
A
P
B
E
C
W
D
kWh

Slide 22 - Quiz

Op een spaarlamp staat: 230 V/23 W/50 Hz.

Hoe groot is de spanning over de lamp als hij brandt op maximaal vermogen?
A
230 V
B
23 W
C
50 Hz
D
0,1 A

Slide 23 - Quiz

Het symbool voor de grootheid Energie
A
P
B
E
C
W
D
kWh

Slide 24 - Quiz

Een gloeilamp heeft een vermogen van 60 W. De lamp brandt 10 uur.

Wat is het energieverbruik?
A
0,6 kWh
B
0,6 Wh
C
600 kW
D
0,06 kWh

Slide 25 - Quiz

Het energieverbruik van een gloeilamp is 0,6 kWh.
1kWh kost €0,32

Bereken de energiekosten.

A
€ 0,0192
B
€ 0,192
C
€ 1,92
D
€ 19,2

Slide 26 - Quiz

Om Energie te berekenen moet je
het vermogen P in ..... zetten?
A
W
B
kW
C
kWh
D
h

Slide 27 - Quiz

Om de kosten van Energie te berekenen moet je
het vermogen P in ..... zetten?
A
W
B
kW
C
J
D
h

Slide 28 - Quiz

Je kunt nu .....
  • uitleggen wat het vermogen van een apparaat te maken heeft met het energieverbruik.
  • rekenen met energie = vermogen x tijd;
  • berekenen hoeveel je moet betalen als je het energieverbruik kent.

Slide 29 - Diapositive

Ja, dat kan ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage

  • Maken opdracht 3, 4 en 9 (Oefenopgaven M7 It's  Learning) Dit is tevens huiswerk voor 20/3
  • Klaar? Ga dan verder met de poster van het zenuwstelsel


Slide 31 - Diapositive

Kosten energiegebruik berekenen
Je kunt de energiekosten van een apparaat bereken, wanneer je de kWh-prijs weet.
Als eerste bereken je het energiegebruik. E=Pxt
Vervolgens vermenigvuldig je de uitkomst in kWh met de kWh-prijs.
Voorbeeld:
  • Vermogen lamp = 50W en tijd hoe lang de lamp brandt= 8h > 50W is 0,05 kW
  • E=0,05x8. Dus het energieverbruik is 0,4 kWh
  • De kWh-prijs is € 0,22.
  • Energieverbruik x kWh- prijs. Dus 0,4 kWh x € 0,22 = € 0,09
  • De kosten voor 8 uur een lamp te laten branden van 50W zijn € 0,09
Er volgen nu een aantal oefeningen

Slide 32 - Diapositive

Evert staat zijn huis te stofzuigen. De stofzuiger heeft een vermogen van 1200W. 1kWk kost €0,23. Na een half uur is hij klaar. Bereken de energiekosten van een half uur stofzuigen.

Slide 33 - Question ouverte

Een wasmachine heeft een vermogen van 2200 W. Één wasprogramma duurt 80 minuten. Je draait elke dag één was. De kWh-prijs is €0,25. Hoeveel kost een jaar wassen?

Slide 34 - Question ouverte

Energiegebruik berekenen
Gegeven: P = 80 W,      t = 40 min = 40 : 60 =  0.67
Gevraagd: E = ? kWh

Formule:  E = P x t

Berekening: E = 80 x 0,67 = 153,3 kWh

Antwoord: Het energiegebruik van de stofzuiger is 153,3 kWh

Slide 35 - Diapositive

De volgende dia is herhaling 
De dia bevat een extra uitleg over de verdeling van de stroom in een serie- en in een parallelschakeling.

Slide 36 - Diapositive

Een wasmachine heeft een vermogen van 2200 W. Één wasprogramma duurt 80 minuten. Je draait elke dag één was. De kWh-prijs is €0,25. Hoeveel kost een jaar wassen?

Slide 37 - Question ouverte

Energieomzettingen

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Vermogen

Het vermogen wordt meestal opgegeven in watt (W) of in kilowatt (kW). 

Als het vermogen kan verschillen, wordt de maximale waarde opgegeven. 

Dat is bijvoorbeeld het geval bij een stofzuiger met regelbare zuigkracht.

Slide 40 - Diapositive