Les 11

Les 11
Frans 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les 11
Frans 

Slide 1 - Diapositive

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen
  • Grammaire H: bez. vnw
  • Tâche: insta post 
  • Afsluiting
  • Devoirs

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Na de les...
...kun je het bezittelijk voornaamwoord gebruiken. 


Slide 3 - Diapositive

Presentie

Slide 4 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 

Geef in het Nederlands een voorbeeld van een bezittelijk voornaamwoord. 

Slide 5 - Diapositive

Huiswerkcontrole


Maak ex. 24a, b. 25a, b en 26a, b op p. 40-43

Ik kom langs wanneer jullie aan het werk zijn.

Slide 6 - Diapositive

Voorbeelden Nederlands

Mijn, jouw, zijn/haar, onze, jullie/uw, hun

Slide 7 - Diapositive

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Diapositive

Let op!
Voor  woorden die beginnen met een klinker gebruik je : mon - ton - son. 
--> Ook al is het vrouwelijk!

Waarom? Voor de uitspraak!
Exemples :
l'éléphant - mon éléphant       - ton éléphant   - son éléphant
l'adresse   - mon adresse (v)   - ton adresse     - son adresse
l'ami          - mon ami               - ton ami            - son ami -
l'amie         - mon amie (v)       - ton amie         - son amie           



Slide 9 - Diapositive

Let ook op bij:
'son' betekent 'zijn' of 'haar'. Je moet dus naar de rest van de zin kijken voor de betekenis. 

Voorbeeld:
Son père = haar vader, want 'vader' is mannelijk. 
Sa mère = zijn moeder, want 'moeder' is vrouwelijk. 

Slide 10 - Diapositive

Au travail!
Maak ex. 30a, e en ex. 31a en b. 

Klaar? Lees het bezittelijk voornaamwoord door en leer deze.
timer
10:00

Slide 11 - Diapositive

Tâche 1: poste un message.
Doel: ik kan vertellen over mijn vakantie. 
- Je krijgt straks een werkblad waarop jij een berichtje op een Instagram pagina
  gaat plaatsen.
- Plak je vakantiefoto op het werkblad.

- Het volgende moet er in voorkomen:
  - Waar heb jij je vakantie gevierd.
  - Met wie was je.
  - Wat heb je gedaan, noem 2 activiteiten.
  - Wat voor weer was het.
  - Wat vond je van jouw vakantie? 

Schrijf een tekst van minimaal 40 woorden. De tâche lever je deze les in en moet dan af zijn.
Gebruik de zinnen van de Phrases Clés C en G en de woorden uit het hoofdstuk.
timer
20:00

Slide 12 - Diapositive

Afsluiting
Hoe gebruik je het bezittelijk voornaamwoord?

Maak het rijtje af: mon, ......, ......

'hun' vertaal ik als volgt:

Slide 13 - Diapositive

Devoirs
Maken 30a, e en ex. 31a, b. 

Leren Phrases Clés C en G + woordjes H1
Neem mee: een vakantiefoto!



Slide 14 - Diapositive