26- 1 - H4 Lezen -Argumentatie les 2- 3ha

Vandaag
H1 Schrijven - opdracht 3 en 4
H4 Lezen - opdracht 2 en 4
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vandaag
H1 Schrijven - opdracht 3 en 4
H4 Lezen - opdracht 2 en 4

Slide 1 - Diapositive

Het slot schrijven
Je formuleert de hoofdgedachte van de tekst:
  -het antwoord op de hoofdvraag
  -een oplossing voor het probleem
  -een herhaling van je standpunt


Vaak is de hoofdgedachte een conclusie. Je kunt deze aanvullen met een aanbeveling of toekomstverwachting.

Slide 2 - Diapositive

Het slot schrijven

In het slot gebruik je signaalwoorden als: 
 daarom, kortom, al met al, dus.

De tekst sluit je af met een krachtige zin: de uitsmijter.

Slide 3 - Diapositive

H1 Schrijven
Opdracht 3 op NN online
Vanaf nu zou daarom eigenlijk niemand meer vlees moeten eten.
1. Bedenk argumenten die je in je tekst kunt gebruiken.
2. Maak het slot af (ongeveer 50 woorden).

Je hebt 10 minuten de tijd!

Slide 4 - Diapositive

Uitwisselen van je slot
Tweetallen in Teams!

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 4
Huiswerk voor volgende week

Slide 6 - Diapositive

H4 lezen - argumentatie (2)

Slide 7 - Diapositive

Hoe noem je argumentatie waarbij een schrijver een argument onderbouwt met een ondersteunend argument?

Slide 8 - Question ouverte

Onderschikkende argumentatie
Schikken = op volgorde plaatsen

Onderschikken = op volgorde plaatsen van boven naar beneden. 

Het ene argument in de tekst is dus belangrijker dan het 
andere argument in de tekst. 

Slide 9 - Diapositive

Nevenschikkende argumentatie
Nevenschikkend = op volgorde plaatsen van links naar rechts. 
Alle argumenten die naast elkaar geschikt worden, zijn even belangrijk 
in de tekst. 

Slide 10 - Diapositive

Aan welk signaalwoord herken je een argument? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
dat blijkt uit
B
dus
C
want
D
daarom

Slide 11 - Quiz

Welk(e) zin(nen) bevat(ten) waarderende argumentatie?
1. Ik ga liever niet mee naar Parijs, want Parijs is een grote, dichtbevolkte stad.
2. Ik ga graag mee naar Parijs, want Parijs heeft de mooiste musea van de hele wereld.

A
1
B
2
C
1 en 2
D
geen

Slide 12 - Quiz

Hoe noem je het wanneer de auteur zijn standpunt onderbouwt met één argument?

Slide 13 - Question ouverte

Hoe noem je het tekstgedeelte waarin de auteur uitlegt waarom een tegenargument niet waar/niet juist is?

Slide 14 - Question ouverte

Opdracht 1
Schema's bespreken

Slide 15 - Diapositive

Kies de juiste leesstrategie
Oriënterend lezen: titel, tussenkopjes, anders gedrukte woorden, eerste alinea. Om het onderwerp vast te stellen. 

Globaal lezen: eerste en laatste alinea lezen, de eerste en laatste zin van alle alinea's lezen. Om de deelonderwerpen vast te stellen. 

Precies lezen: lees de tekst helemaal, zoek naar kernzinnen van alinea's en signaalwoorden di verbanden aangeven. Om hoofdzaken (standpunt en argumenten) te vinden en de tekst goed te begrijpen. 

Kritisch lezen: om het doel van de schrijver te bepalen. Wil hij je ergens van overtuigen? 

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag

H4 Lezen
Opdracht 2 en 4
Maak de schema's in je schrift.
 

Slide 17 - Diapositive