Grammar: Past Continuous and past simple

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Woo hoo it's Thursday

Good morning 2V

The plan

- Huiswerkcheck

53, 54

- herhaling: PC vs. PS

- Bespreken/nakijken hw

- Homework

- Gimkit

Homework check

                             




 

Doel ...

Ik herken de verleden tijd. Ik kan onderscheid maken tussen een past simple en een past continuous. 

Ik weet hoe en wanneer ik de past continuous en de past simple het moet toepassen.

Hoe maak je ook alweer
de; past continuous?

Past Continuous

was

                                   of        +  ww   +  ing

were

He was cleaning the house.

Past Continuous

De Past Continuous ('ing- vorm') gebruik je:

- als de handeling in de verleden tijd aan de gang was en op een bepaald moment door een andere handeling werd onderbroken;

Voorbeeld: I was screaming while we hit a roadsign

- als twee handelingen tegelijk aan de gang zijn. 

Je maakt deze door was/were + ww+ ing

Voorbeeld: While I was watching TV, I was also preparing my lunch. 

Bij welke personen gebruik je 'was' en bij welke personen gebruik je 'were'?

Wanneer gebruik je de past simple (verleden tijd)?

Past Continous en Past Simple

Past Continuous = al aan de gang ( lang)

Past Simple = iets gebeurde (kort)

Past continuous vs Past simple

    Jim arrived,  while we were baking a pie.  
     She was panicking, when she heard the bad news.
I was travelling to Africa, when Julie tried to call me.

We ______
(watch) TV when we ______
(hear) a loud noise.

1. were watching - heared
2. was watching - heared
3. were watching - heard
4. was watching - heard

Last year I _____
(visit) Paris and Rome.

1. was visiting
2. visited
3. were visiting
4. visitted

He ____
(work) in the garden when he _____
(find) the money.

1. were working - finded
2. worked - was finding
3. was finding - works
4. was working - found

Past simple vs past continuous
When the 2nd world war .................(begin) they ...................(live) in London

1. begin/ were living
2. began/ was living
3. begin / was living
4. began / were living

Past simple vs past continuous
The lights ....................(go out) while I .................(eat) dinner

1. go out / was eating
2. went / was eating
3. gone / was eating
4. went out/ was eating

Homework check

Bespreken/nakijken

: 53+54

homework

Do: ex. 55+56

Study:

- Vocabulary (p. 74+75)

- stones (p. 76)

- Practise grammar; Slim Stampen, of via links in magister.

https:

https: