03-04 t/m 10-04 2HV Frans

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Programme

Andere opzet

Les hier in LessonUp

1 x per week live uitleg en instructie

Je ontvangt hier uitleg en voorbeelden

Je levert de opdrachten in op een vaste manier

Neem deze les als leidraad 

Hier staat wat je moet doen en hoe

Werkwijze

• Je krijgt van je groepsdocent elke week een weekplanning
  
• Voor Frans staat hier je huiswerk op in je werkboek
  
• Ook staat er een link naar LessonUp
  
• Je volgt elke week de les in LessonUp
  
• Hier krijg je uitleg en oefenvragen
  
• Ook staat hier precies welke opdrachten je moet maken
  

Werkwijze inleveren opdrachten

• Je maakt je opdrachten in je boek
  
• Als je klaar bent maak je een foto van alle opdrachten
  
• Deze foto's plak je op volgorde in een Worddocument
  
• Je noemt je Worddocument Naam Klas Week Vak
  
• Je stuurt je Wordbestand naar mij
  
• Je krijgt een antwoordenblad in de mail
  

Deze week

Wat ga je deze week leren en doen:

• je leert de verleden tijd van werkwoorden als trouver/avoir
  
• regelmatige werkwoorden op-ir (choisir/réussier)
• je maakt controlevragen in LessonUp
  
• je maakt opdrachten om te oefenen met deze tijd
  
• je leert vragen stellen en beantwoorden over anderen
  

Imparfait

Meestal zijn de thema's bij Franse grammatica vrij lastig, gelukkig valt het bij de verleden tijd behoorlijk mee.

Je leert vandaag een stappenplan te hanteren om deze tijd voor werkwoorden als trouver (vinden) en avoir(hebben) te maken.

L'imparfait

De verleden tijd  Bron C TB blz. 42

Er was eens .../ Il était une fois...

Imparfait?

Je gebruikt de "imparfait" om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden:

Mon père jouait de la guitare quand il était jeune.

• Mijn vader speelde gitaar toen hij jong was
  

Ma mère chantait dans une chorale.

• Mijn moeder zong in een koor
  

Zo maak je de "imparfait" :

Stap 1 : Neem de nous-vorm van de présent.

• B.v. nous jouons, nous chantons.
  

Stap 2 : Haal -ons uitgang eraf

• jij krijgt : jou-     chant-    
  

Stap 3 : Voeg de uitgangen van de "imparfait " toe.

•  je = -ais, tu = -ais, il/elle/on = -ait
  
• nous = -ions, vous = -iez, ils/elles = -aient
  

Let op de "i " bij de nous en vous-vormen

Imparfait jouer

Je jouais     

Tu jouais     

 Il jouait /Elle jouait/ On jouait 

Nous jouions   

Vous jouiez   I

ls jouaient /Elles jouaient

Imparfait chanter

Je chantais 

Tu chantais I

l chantait Elle chantait On chantait

Nous chantions 

Vous chantiez 

Ils chantaient Elles chantaient  

Welke vorm van het tegenwoordige tijd moet ik gebruiken om l'imparfait te maken?

1. Je-form
2. Vous-form
3. Nous-form
4. Ils-form

Je gebruikt 'l'imparfait' om te praten over...

1. een actie in de toekomst
2. een actie die nu gebeurt
3. een actie in het verleden
4. gewoontes in het verleden

De uitgangen van ''l'imparfait'' zijn :

1. ai, as, a,ons, ez, ont
2. ais,ais,ait,ions,iez,aient
3. e,es,e,ons,ez,ent
4. ai, as,a.âme,âtes, èrent

Wat is de juiste vorm van de "imparfait" van Jij danste?

1. tu dansais
2. tu danssais
3. tu dansait
4. tu dansaient

dansais

chantions

jouiez

adorais

allait

aimaient

il

tu

vous

elles

je

nous

De "imparfait" van être is bijzonder...

De vorm is ONGELMATIG 

deze gaat dus NIET met de nous-vorm vd présent stam

De  imparfait van être

Je kunt hier NIET de  nous vorm van de Présent nemen. 

Het is de enige uitzondering : de 'imparfait-stam' is: ét-

J'étais

Tu étais

Il / Elle / On était

Nous étions

Vous étiez

Ils / Elles étaient

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?

1. J'était
2. Je suis été
3. J'étais
4. J'êtrais

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?

1. ils était
2. ils étaient
3. ils étais
4. ils étions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?

1. tu êtrais
2. tu était
3. tu étiez
4. tu étais

Wat is de juiste vorm van het werkwoord "être" in de imparfait?

1. nous étions
2. nous sommions
3. nous étrons
4. nous sommiez

traduis en français:
ik keek

1. je regarde
2. je regardait
3. je regardais
4. j'ai regardé

traduis en français:
jullie hadden

1. vous avez
2. vous avoirez
3. vous avriez
4. vous aviez

Regelmatige werkwoorden op -ir

Présent:  eerst de stam = hele ww - ir

daar achter zet je de uitgangen:

je chois is                          nous chois issons

tu chois is                     vous chois issez  

il/elle/on chois it          ils/elles chois issent                                         

Zet in de présent
je (finir)

1. je finit
2. je finis
3. je fine
4. je fini

Zet in de présent
nous (réfléchir)

1. nous réfléchons
2. nous réfléchisons
3. nous réfléchissons
4. nous réfléchions

Zet in de préent
il ( rougir)

1. il rougit
2. il rougissent
3. il rougis
4. il rougissait

De passé composé van ww op -ir

hulpww is een vorm van avoir

volt.dw = infinitif - r

Zet in de passé composé
tu (choisir)

1. tu es choisi
2. tu as choisir
3. tu as choisé
4. tu as choisi

Zet in de passé composé
nous (remplir)

1. nous avons remplé
2. nous avons rempli
3. nous sommes rempli
4. nous avons remplir

Nu jij!
Tu (finir - présent)

Ils (grandir - présent)

Il (remplir - présent)

Nous (réfléchir - passé composé)

Je ( choisir - passé composé)