Formuleren 2.1 incongruentie

Nederlands





0PK4C/B + 0PW3A
Ilse Legtenberg
Schooljaar '21-'22
3F Nederlands
Periode 1
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Nederlands





0PK4C/B + 0PW3A
Ilse Legtenberg
Schooljaar '21-'22
3F Nederlands
Periode 1

Slide 1 - Diapositive

Terugblik + planning
  • Vragen over hoofdstuk 5 grammatica?
  • Resultaten zelftoets hoofdstuk 5 grammatica
  • Nu: start hoofdstuk 'formuleren'






Hoe heb je gescoord op de zelftoets?






Slide 2 - Diapositive

Woordenboek:



“Incongruentie is het feit dat dingen niet goed bij elkaar passen, niet goed overeenstemmen.”

Slide 3 - Diapositive

En in taal...
Onderwerp en persoonsvorm moeten dezelfde vorm (getal!) hebben.

Onderwerp meervoud?
Dan persoonsvorm ook in meervoud > congruent.
Is dat niet het geval? > incongruent.




Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Bijvoorbeeld
De politie van Amsterdam proberen de rust tijdens Koningsnacht te waarborgen. = fout

De politie van Amsterdam (= enkelvoud) probeert (= dus ook enkelvoud) de rust tijdens Koningsnacht te waarborgen.


De politie van Amsterdam probeert de rust tijdens Koningsnacht te waarborgen.

1 = incongruent (fout)
3 = congruent (goed)


Slide 6 - Diapositive

Maar dat gaat toch altijd goed?
Nee hoor..

De minister verwacht dat het aantal geslaagde studenten de komende jaren zullen toenemen.


het aantal geslaagde studenten = enkelvoud
De minister verwacht dat het aantal geslaagde studenten de komende jaren zal toenemen.

Slide 7 - Diapositive

Wanneer komt dat voor?
Bij woorden als (het) aantal, (de) groep, … procent enzovoorts.
Dat zijn allemaal woorden en uitdrukkingen die een meervoud uitdrukken, maar toch enkelvoud zijn!


Ik hoop dat het publiek dit goed begrepen …
... heeft.

Slide 8 - Diapositive

De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Utrecht en Den Haag hebben een schrijnend gebrek aan speelplaatsen en hangplekken.

Leg uit waarom dit fout is.

Slide 9 - Question ouverte

Is hier sprake van congruentie (goed) of incongruentie (fout)?

Een groepje kinderen gingen gisteren naar het zwembad.

A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 10 - Quiz

Is hier sprake van congruentie (goed) of incongruentie (fout)?

Bijna tachtig procent van de Nederlanders noemt zich gelukkig.
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo

Aan de slag!
Form 2.1 opdracht 1, 2, 3 + 5


Bij opdracht 5: vraag eventueel feedback!

Slide 13 - Diapositive