Les 7: Schrijven: Begrippen en begrijpen

De beste wensen voor 2022!
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

De beste wensen voor 2022!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Oranje 

  1. Je benoemt persoonsvorm, onderwerp, gezegde en lijdend voorwerp
Lesdoelen
Rood 
  1. Je gebruikt vaak gespelde woorden en woorden die je anders schrijft dan je hoort
  2. Je herkent de volgende begrippen: woordvorm, woorddeel, samengesteld, voorvoegsel, achtervoegsel, lettergreep, getal(enkelvoud/meervoud) en verkleinwoord
  •  


Slide 8 - Diapositive

De persoonsvorm is een .....
A
Persoon
B
Ding
C
Werkwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Met de tijdproef
B
Door de zin vragend te maken
C
Met de coronaproef
D
Met de getalproef

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Mijn moeder heeft een bos bloemen gekregen.
A
Mijn moeder
B
heeft
C
een bos bloemen
D
gekregen

Slide 13 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Mijn moeder heeft een bos bloemen gekregen.
A
Mijn moeder
B
heeft
C
een bos bloemen
D
heeft gekregen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Wat is het onderwerp in deze zin?

Mijn moeder heeft een bos bloemen gekregen.
A
Mijn moeder
B
heeft
C
een bos bloemen
D
gekregen

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Vidéo

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Mijn moeder heeft een bos bloemen gekregen.
A
Mijn moeder
B
heeft
C
een bos bloemen
D
gekregen

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Vidéo

TAB: week 2: begrippen en begrijpen

Slide 21 - Diapositive

ROOD

Slide 22 - Diapositive

Wat is een samengesteld woord?
A
Woorden die samengesteld zijn uit één woord.
B
Woorden die samengesteld zijn uit twee woorddelen.
C
Een deel van het woord dat je al kent.

Slide 23 - Quiz

Wat is een samengesteld woord?
A
Tafelpoot
B
Kopje
C
Tafeltje
D
Televisie

Slide 24 - Quiz

voorvoegsels/  achtervoegsel

Welke voor- en achtervoegsels ken je al?

Slide 25 - Diapositive

VOOR- of ACHTERVOEGSEL

- kijk of het woord bestaat uit een woord met een voorvoegsel en / of een achtervoegsel:


je misdragen = je slecht gedragen

hersenloos = zonder hersens = dom

Slide 26 - Diapositive

achtervoegsels
achtervoegsel
betekens
voorbeeld
-achtig
een beetje als
kinderachtig
-baar
kan
vloeibaar
- loos
zonder
zoutloos
- vol
met veel
liefdevol
-arm
met weinig
caloriearm 
-rijk
met veel
vezelrijk

Slide 27 - Diapositive

Samengestelde woorden
Een samengesteld woord bestaat uit twee woorden die los van elkaar ook een betekenis hebben. 

Voorbeeld:
Motoragent
Motor-agent

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

TAB: week 2, begrippen en begrijpen

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive